RIJDEN MET DE MACHINE
Er zijn weinig rij-instructies voor rijden op het veld als de machine aan de voorkant
van de trekker is gemonteerd. U dient echter wel rekening te houden met enige
belangrijke punten.
IN WERKING STELLEN
Fig. 3.13 Wanneer u bij het te bewerken veld bent aangekomen, moet u de onderstaande
procedure volgen:
1) Stel de zwadwielen A op de gewenste zwadbreedte in met behulp van de speciale
arm C en afstelgereedschap B. De smalste zwadbreedte is ca. 1,1 m.
2) Breng de maaibalk naar de grond zonder het gewas in te rijden.
3) Koppel de aftakas van de trekker aan met een stationair draaiende motor.
4) Verhoog geleidelijk het toerental van de motor, totdat u het volledige toerental van
de aftakas hebt bereikt (zie pagina 19).
5) Rijd de trekker naar voren en plaats de maaibalk in het gewas.
NB: Het is heel normaal dat het snijgereedschap (schotels, trommels en messen) bij
het opstarten lawaai maakt door het hoge toerental (2000 tpm) van de schotels.
Het lawaai zal afnemen wanneer de machine het gewas gaat verwerken.
BELANGRIJK: Als de machine in de werkstand staat en er zwaden worden gelegd,
PINL 099A 04 CM 305F 1116
3. INSTELLINGEN EN RIJDEN
A
B
C
Fig. 3.13
moet de hef van de trekker in de lossende stand staan, zodat de
maaibalk vrij kan bewegen.
38