2) De machine dient bij het opstarten in de werkstand te staan.
3) Een verhoging van het toerental van de machine, bijv. bij oprijden van het veld of
bij keren op het veld, dient eveneens te gebeuren met de machine dicht bij de
werkstand.
4) Luister bij werkzaamheden op het veld naar de toeren van de trekker. Indien de
motor opeens in toeren daalt of stijgt, kan dat duiden op overbelasting van de
transmissie door te hoge rijsnelheid of vreemde voorwerpen in de maaibalk. In dat
geval dient u de machine direct uit te schakelen en laten 'luchten'.
TRANSPORTBEVEILIGING
De machine heeft een geïntegreerde, mechanische transportbeveiliging. Als de
machine aangekoppeld is en met de hydraulica van de trekker omhoog is gebracht,
dient de machine voor transport te worden gezekerd.
Fig. 2.11 Draai de vergrendelingspal D voor transport van de machine in de blokkeerstand.
BELANGRIJK: De vergrendeling moet bij transport van de machine altijd in de in de
PINL 099A 04 CM 305F 1116
2. AANKOPPELEN EN PROEFDRAAIEN
D
Fig. 2.11
afbeelding weergegeven stand staan.
27