3. Bediening
3.3 FUNCTIONELE CONTROLES
Voer de volgende functionele controles uit nadat het instrument is geïnstalleerd:
•
Controleer het bedieningsapparaat en het handstuk op beschadiging.
•
Stel het toestel in gebruik.
•
Stel de druk in op 1,6 bar.
•
Reset de behandelingsshockteller (Afb. 3 - 1/2) met de resetknop (Afb. 3 - 1/4) op de voorzijde van het toestel.
•
Dien afzonderlijke shocks toe in de continu shockmodus (shockfrequentie 1 Hz en 15 Hz).
•
Dien shocks toe in de continu shockmodus (shockfrequentie 1 Hz en 15 Hz).
•
Controleer of de opgewekte shocks correct zijn geteld op de behandelingsshockteller op de voorzijde van het toestel.
•
Stel de druk in op maximaal 5 bar.
•
Dien afzonderlijke shocks toe in de continu shockmodus.
•
Dien shocks toe in de continu shockmodus (shockfrequentie 1 Hz en 8 Hz).
•
Test de andere frequenties als volgt:
3.4 STANDAARDINSTELLINGEN
•
Stel voorafgaand aan elke behandeling de behandelingsshockteller (Afb. 3 - 1/2) op het bedieningsapparaat in op 0 door de
resetknop in te drukken (Afb. 3 - 1/4).
•
In het algemeen moeten in totaal ongeveer 2000 shocks per therapiesessie worden toegepast. Zie voor meer informatie de
brochure over de toepassing van het toestel.
•
Start de behandeling bij een druk van 1 bar en een frequentie van 5 Hz.
Bedrijfsmodus
R-SW
R-SW
R-SW
V-ACTOR
V-ACTOR
V-ACTOR
Gebruiksaanwijzing Mobile 2 RPW
Energie/frequentie
4.0 Bar / Max. 21 Hz
4.6 Bar / Max. 15 Hz
5.0 Bar / Max. 12 Hz
3.0 Bar / Max. 31 Hz
3.8 Bar / Max. 22 Hz
5.0 Bar / Max. 13 Hz
16