40
Volg de instructies op het display om de kalibratieprocedure van de
roerstandterugmelding uit te voeren.
Advanced
Deze optie wordt gebruikt voor het handmatig toepassen van
offsets op de weergegeven gegevens van sensoren die niet via de
AP48 kunnen worden gekalibreerd.
Demping
Indien gegevens onjuist of te gevoelig zijn, kan demping worden
toegepast om de informatie stabieler te maken. Wanneer demping
niet is ingeschakeld, worden de gegevens in ruwe vorm
gepresenteerd, zonder demping.
Stuurautomaat instellen
De stuurautomaatinstellingen kunnen worden gesplitst in
instellingen die door de gebruiker kunnen worden aangepast en
instellingen die tijdens de installatie en inbedrijfstelling van het
stuurautomaatsysteem worden opgegeven.
•
Gebruikersinstellingen kunnen worden gewijzigd voor
verschillende gebruiksomstandigheden en gebruikersvoorkeuren
•
Installatie-instellingen worden opgegeven tijdens de
inbedrijfstelling van het stuurautomaatsysteem. Deze instellingen
mogen niet meer worden gewijzigd
Zowel de gebruikersinstellingen als de installatie-instellingen zijn
afhankelijk van welke stuurautomaat-computer op het systeem is
aangesloten.
Instellingen stuurautomaatcomputer
NAC-2/NAC-3
Software
installeren| AP48 Gebruikershandleiding
Instellingen stuurautomaatcomputer
AC12N/AC42N