In de modus NAV wordt de koerssensor van de stuurautomaat als
bron gebruikt voor het aanhouden van de juiste koers. De
informatie over de snelheid is afkomstig uit de SOG-gegevens
(snelheid over de grond) of de geselecteerde snelheidssensor. De
van de externe navigator ontvangen stuurgegevens veranderen de
ingestelde koers en sturen de boot naar het opgegeven waypoint.
Voor een goed werkende navigatiebesturing moet het
stuurautomaatsysteem de juiste waarden van de navigator hebben
ontvangen. De automatische besturing moet worden getest en
goedgekeurd voordat u de modus NAV kunt gaan gebruiken.
Ú Notitie:
Als de navigator geen bericht met peiling naar het
volgende waypoint verzendt, stuurt de stuurautomaat alleen
met gebruik van een koersafwijking (XTE). In dit geval moet u bij
elk waypoint terug naar de modus AUTO en de koers
handmatig met dezelfde peiling instellen op het volgende
waypoint en vervolgens de modus NAV opnieuw selecteren.
Voordat u de modus NAV inschakelt, moet de navigator een route
weergeven of in de richting van een waypoint wijzen.
•
Start de modus NAV door de optie NAV in de lijst Modus te
selecteren
•
Bevestiging in het dialoogvenster dat naar de modus NAV wordt
overgeschakeld.
Wenden in de modus NAV
Zodra de boot een waypoint bereikt, geeft de stuurautomaat een
geluidssignaal en verschijnt er een dialoogvenster met de nieuwe
koersgegevens.
Er is een door de gebruiker ingestelde limiet voor de maximaal
toegestane automatische koerswijziging op de route naar het
volgende waypoint. Als de vereiste koerswijziging groter is dan de
Stuurautomaatmodi
| AP48 Gebruikershandleiding
23