28
•
Zorg ervoor dat u beschikt over een dieptepeiling op het paneel
of op een afzonderlijke diepte-instrument
•
Stuur de boot naar de diepte die u wilt volgen en in de richting
van het dieptecontour
•
Activeer de AUTO-modus en selecteer vervolgens Diepte
contour volgen, terwijl u de dieptepeiling controleert
•
Selecteer de optie bakboord of stuurboord in het dialoogvenster
Wenden om de dieptecontourbesturing in te stellen voor het
volgen van de helling op de bodem aan stuurboord of bakboord
Bakboordoptie
(diepte neemt af aan bakboordzijde)
•
Wendvariabelen:
- Depth gain. Deze parameter bepaalt de ratio tussen ingesteld
roer en de afwijking van de geselecteerde dieptecontour. Hoe
hoger de Depth gain-waarde, hoe meer roer er gegeven wordt.
Als de waarde te klein is, zal het lang duren voordat het
afdrijven van de ingestelde dieptecontour gecompenseerd
wordt, en zal de stuurautomaat de boot niet op de
geselecteerde diepte kunnen houden. Als de waarde te groot
is, neemt de overschrijding toe en wordt de sturing instabiel.
- CCA. De CCA is hoek die wordt opgeteld bij of afgetrokken van
de ingestelde koers. Met deze parameter kunt u de boot met S-
bewegingen rond de referentiediepte laten gieren. Hoe groter
de CCA, hoe meer er gegierd mag worden. Als de CCA is
ingesteld op nul, mag er niet gegierd worden.
- Ref. diepte. Dit is de referentiediepte voor de DCT-functie. Als
DCT is gestart, leest de stuurautomaat de huidige diepte en
wordt deze diepte ingesteld als de referentiediepte. De
referentiediepte kan worden gewijzigd als de functie actief is.
Stuurautomaatmodi
| AP48 Gebruikershandleiding
Stuurboordoptie
(diepte neemt af aan stuurboordzijde)