4. In gebruik nemen en bediening
Gronophopingen, kuilen, stenen enz.
veroorzaken een plotselinge stoot en
sturen de trekker aan één kant en in
verticale richting weg. Door
stuurbewegingen, versterkt door
eenzijdige stoten, kan de trekker geheel
uitsturen en van achteren iets omlaag-
kantelen. In bochten en bij het rijden
dwars t.o.v. hellingen treden er
bovendien zijwaartse krachten op, die
de bestuurder van de stoel willen duwen.
Bij hoge snelheden, bij het transport van
lading, in bochten en/of bij het bergop/
bergaf rijden worden deze effecten en
de gevolgen ervan nog sterker.
Er is kans dat de bediener de macht over
het voertuig verliest en door de stuur-
drager gewond raakt of van zijn stoel
wordt geslingerd. Daardoor kan er
materiële schade worden veroorzaakt of
kunnen in de buurt aanwezige personen
of de bediener zelf door het voertuig
gewond raken.
grote
Eenassige traktor agria 3400; 3400 KL
W
Het is nodig om voortdurend op
obstakels op de grond te letten,
ze vooraf weg te ruimen of er
langzaam en gecontroleerd langs te
rijden. Houd mogelijke gevaren
voortdurend in de gaten. Obstakels,
bochten, hellingen en dalingen
langzaam passeren.
Snelheid op de terrein- en weersom-
standigehden aanpassen.
Geparkeerde voertuigen aan hel-
lingen tegen wegrollen beveiligen.
De gebruiker moet zich zo opstellen
dat hij in gevaarlijke situaties niet
door het stuur geraakt of gewond kan
worden, in bochten niet van de stoel
wordt geslingerd en de stuurkrachten
continu kan controleren.
Stuurbewegingen aan de hand van de
toepassingsomstandigheden zo
kiezen dat de zijwaartse krachten
door de bediener altijd gecontroleerd
kunnen worden.
Niet met hoge snelheden naar
obstakels toe rijden!
In geval van gevaar onmiddellijk stop-
pen en via de aanhangwagen
afremmen, indien nodig motor
uitzetten!
4
65