N
Scherpstelling
Deze sectie beschrijft de opties die bepalen hoe u de camera
scherpstelt wanneer foto's in de zoeker zijn gekadreerd.
Scherpstelling kan automatisch (zie hieronder) of handmatig worden
aangepast (0 101). De gebruiker kan ook het scherpstelpunt voor
automatisch of handmatig scherpstellen (0 96) selecteren of
scherpstellen met behulp van de scherpstelvergrendeling om de
compositie van een foto na het scherpstellen te wijzigen (0 98).
Autofocus
Draai aan de selectieknop voor de
scherpstelstand om AF te gebruiken voor
autofocus.
Autofocusstand
Kies uit de volgende autofocusstanden:
Stand
Enkelvoudige servo-AF: voor stilstaande onderwerpen. De scherpstelling
wordt vergrendeld wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt. Bij
de standaardinstellingen kan de sluiter alleen worden ontspannen
AF-S
wanneer de scherpstelaanduiding (I) wordt weergegeven
(focusprioriteit; 0 282).
Continu servo-AF: voor bewegende onderwerpen. De camera stelt
continu scherp terwijl de ontspanknop half wordt ingedrukt. Als het
onderwerp beweegt, schakelt de camera anticiperende scherpstelling
(0 92) in om de uiteindelijke afstand tot het onderwerp in te schatten
AF-C
en past, indien noodzakelijk, de scherpstelling aan. Bij de
standaardinstellingen kan de sluiter worden ontspannen al dan niet
met scherpgesteld onderwerp (ontspanprioriteit; 0 281).
Beschrijving
Selectieknop voor
scherpstelstand
N
91