6.1 TRACTOR TEGEN ONBEDOELD STARTEN EN VERRIJDEN BEVEILIGEN
6.2 WERKING VAN HET AANBOUWAPPARAAT CONTROLEREN
Het aanbouwapparaat, met zijn optionele extra uitrustingen, is aan
een tractor gemonteerd en wordt via diens hydraulische installatie
aangedreven. Daarom moet de tractor, voor alle werkzaamheden aan
het gemonteerde aanbouwapparaat of diens extra uitrustingen, tegen
onbedoeld starten en verrijden worden beveiligd.
Volg daarvoor onderstaande stappen op.
1. Alle stelelementen in neutrale stand zetten.
2. De tractormotor uitschakelen, de contactsleutel uit het slot
trekken en bij u dragen om onopzettelijk starten te voorkomen.
3. De handrem van de tractor aantrekken en de tractor eventueel
ook met keggen tegen verrijden beveiligen.
Vóór de eerste inbedrijfstelling en vóór elke werkbegin de werking van
het aanbouwapparaat controleren.
1. Het aanbouwapparaat aan de tractor koppelen.
2. Veilig stellen dat het aanbouwapparaat overeenkomstig
smeerschema is gesmeerd, zie hoofdstuk 'Smeren' vanaf pagina
61.
3. Waarborg dat zich geen persoon in het werkgedeelte ophoudt.
Vervolgens de tractor starten en alle functies van het
aanbouwapparaat controleren, voordat het eerste kuilblok wordt
gesneden.
3.1 Snijbeugel naar bovenste positie sturen, schuifapparaat
schuift uit.
3.2 Snijbeugel omlaag sturen (snijbedrijf). Na kort neerlaten
schuift het schuifapparaat in.
3.3 Hydraulische zijverschuiving naar links/rechts verplaatsen
en weer in de middelste stand brengen (optie).
3.4 Hydraulische mast omhoog en omlaag brengen (optie).
3.5 Hydraulische bovenarm uitschuiven/inschuiven.
Opgelet! Bij het gebruik van een hydraulische bovenarm kunnen
bijzondere risico's optreden.