Belangrijk!
In combinatie met het microventiel zijn de
pneumatische aandrijvingen bij de veilig-
heidspositie "membraanstang ingaand" op
de in de tabel genoemde maximaal toege-
stane voedingsdrukken [bar] begrensd.
Bij aandrijvingen met veiligheidspositie
"membraanstang uitgaand" is de max. voe-
dingsdruk tot 4 bar begrensd.
Ventielen met klepstandsteller moeten op
deze max. toel. voedingsdrukken worden in-
gesteld.
Steldrukbereik
Ingesteld op
0,2 ... 1
0,4 ... 0,8
0,4 ... 2,0
0,8 ... 1,6
1,4 ... 2,3
1,7 ... 2,1
2,1 ... 3,3
2,4 ... 3,0
Omschakelplaat
Steldruk
Membraanstang uitgaand
links
Aanbouw
Fig. 4 ⋅ Steldrukaansluitingen
Samenbouw ventiel en aandrijving, instelling
Max. toel. druk
2,5
3,3
3,8
4,7
Steldruk
Symbool
Markering
Membraanstang uitgaand
links
Aanbouw
rechts
2.2 Montage en instelling
Bij aandrijvingen met omschakelplaat voor
klepstandstelleraanbouw moet op het gat
aan de zijkant een geschikte adapter wor-
den aangesloten. Ook de aansluitplaat kan
worden gebruikt, welke in fig. 4 rechts is
weergegeven.
1. Koppelingsmoer (7.1) en contramoer
(7.3) op de membraanstang los naar
boven schroeven (fig. 3).
2. Moer (8.2 ) over de koppelings- en con-
tramoer schuiven.
3. Aandrijving op ventieljuk (7) plaatsen
en met moer (8.2) vastschroeven. Bij
aandrijving "membraanstang uit-
gaand" de steldrukaansluiting vooraf
via een drukregelaar met ca. 50 % van
het steldrukbereik (zie typeplaat) belas-
Aansluitplaat
Steldruk
Membraanstang
rechts
uitgaand
ingaand
7
EB 8091 NL