3
Selecteer een
lichtmeetmethode.
Markeer [Matrixmeting],
[Centrumgericht] of
[Spotmeting] en druk op
4
Kies een
belichtingswaarde.
Druk op 1 of 3 om een
belichtingswaarde te kiezen
tussen +1 en –1 LW. Druk op J
om de wijzigingen op te slaan.
D
Fijnafstelling belichting
U kunt de belichting voor elke geheugenbank met persoonlijke
instellingen afzonderlijk aanpassen en deze instelling wordt niet
teruggezet door een reset met twee knoppen. Aangezien het symbool
voor belichtingscorrectie (E) niet wordt weergegeven, vormt het menu
voor fijnafstelling de enige manier om te bepalen in hoeverre de
belichting is gewijzigd. Belichtingscorrectie (p. 128) heeft in de meeste
situaties de voorkeur.
2
.
U
317