4
Selecteer een bestemming.
Kies een bestemming voor de
eigen beeldinstelling (C-1–C-9)
en druk op 2.
5
Geef een naam op voor de beeldinstelling.
Geef een naam op voor de
beeldinstelling, zoals wordt beschreven
op pagina 172. De nieuwe
beeldinstelling wordt weergegeven in
de lijst met beeldinstellingen. U kunt de
naam op elk gewenst moment wijzigen
met de optie [Hernoemen] in het menu
[Beeldinstelling beheren].
A
Sleuf 1 gebruiken
Sleuf 1 wordt gebruikt als u eigen beeldinstellingen opslaat op een
geheugenkaart of eigen beeldinstellingen naar de camera kopieert.
Kaarten in sleuf 2 kunnen niet worden gebruikt.
J
175