U kiest een lichtmeetmethode door
de vergrendeling van de
selectieknop voor de lichtmeting
ingedrukt te houden en aan de
selectieknop voor de lichtmeting te
draaien totdat de gewenste
methode wordt weergegeven.
A
3D-kleurenmatrixmeting II
Bij matrixmeting wordt de belichting ingesteld met behulp van een
RGB-sensor met 1.005 segmenten. Bij gebruik van een G- of D-type
objectief wordt ook rekening gehouden met de afstand (3D-
kleurenmatrixmeting II; zie pagina 384 voor informatie over
objectieftypen). Bij andere CPU-objectieven wordt 3D-afstandsinformatie
niet meegenomen (kleurenmatrixmeting II). Kleurenmatrixmeting is
beschikbaar als de brandpuntsafstand en het maximale diafragma van
een niet-CPU-objectief zijn opgegeven via de optie [Niet-CPU-objectief ]
in het setup-menu (zie pagina 218; als de brandpuntsafstand en het
diafragma niet zijn opgegeven, wordt centrumgerichte meting gebruikt).
A
Zie ook
Zie persoonlijke instelling b5 ([Grootte meetgebied], p.316) als u de
grootte wilt kiezen van het gebied waaraan het meeste gewicht wordt
toegekend bij centrumgerichte meting. Zie persoonlijke instelling b6
([Fijnafst. voor opt. belichting], p. 316) voor informatie over het instellen
van de optimale belichting voor elke lichtmeetmethode.
Selectieknop lichtmeting
Z
111