Lichtmeting
De lichtmeetmethode bepaalt hoe de camera de belichting instelt.
De volgende opties zijn beschikbaar:
Methode
a
3D-
kleurenma-
trixmeting II
Z
Centrum-
gericht
Z
b
Spotmeting
1 Als een niet-CPU-objectief is bevestigd, wordt het gemiddelde van het hele
beeld gebruikt als [Gemiddeld] is geselecteerd voor persoonlijke instelling
b5. In andere gevallen wordt bij niet-CPU-objectieven voor centrumgerichte
meting een cirkel van 12 mm in het midden van de zoeker gebruikt,
ongeacht de instelling voor [Niet-CPU-objectief ].
2 Voor een grotere nauwkeurigheid bij niet-CPU-objectieven kunt u de
brandpuntsafstand en het maximale diafragma van het objectief opgeven
via het menu [Niet-CPU-objectief ] (p. 218).
3 Het gemeten gebied wordt niet werkelijk in de zoeker weergegeven.
110
Aanbevolen voor de meeste situaties. De camera meet een
groot deel van het beeld en stelt de belichting in op basis
van helderheidsverdeling, kleur, afstand en compositie, voor
een natuurlijk resultaat.
De camera meet het hele beeld, maar
kent het meeste gewicht toe aan een
gebied in het midden van het beeld.
Standaard is dit een cirkel van 12 mm
in het midden van de zoeker maar als
een CPU-objectief is bevestigd, kunt u
het gebied selecteren via persoonlijke
instelling b5 ([Grootte meetgebied],
1
p. 316
). Klassieke meetmethode voor portretten.
De camera meet een cirkel met een
diameter van 4 mm (circa 1,5% van
het beeld). Deze cirkel bevindt zich in
het midden van het huidige
scherpstelpunt, zodat onderwerpen
kunnen worden gemeten die zich niet
in het midden van het beeld
bevinden. (Als een niet-CPU-objectief
wordt gebruikt of als automatisch
veld-AF wordt toegepast (p. 76), meet de camera het
middelste scherpstelpunt.) Het onderwerp wordt correct
belicht, ook als de achtergrond veel lichter of donkerder is.
Beschrijving
3
Meetgebied
2
3
Meetgebied
2