Diagnostiek alarmen
In geval van storing(en) of slechte werking van de machine, geeft de centrale 8 {afb.17 - 1/5} op het display het alarm weer, zoals
bijvoorbeeld aangegeven wordt in de volgende afbeelding:
Raadpleeg de volgende tabel voor de volledige lijst van de alarmen:
TABEL DIAGNOSTIEK ALARMEN CENTRALE (ITALSEA 7CFX1000) {1/3}
Alarm
AL_1: General
AL_2: General
AL_3: General
AL_4: General
AL_6: General
AL_8: General
AL_9: General
AL_41: Function
AL_42: Function
AL_43: Function
AL_44: Function
Opgepast! Neem contact op met de assistentiedienst voor informatie met betrekking tot de alarmen
ELEKTRISCH SYSTEEM {AFB.17 - 4/5}
Oorzaak
Geheugenfout
Storing sleutel
Te lage spanning
Te hoge spanning
Communicatie instrumentenbord
Interne communicatie 1
Interne communicatie 2
Te hoge temperatuur
Vermogen beschadigd
Hoofdzekering defect
Hoofdafstandschakelaar defect
Beschrijving
Bij de inschakeling worden de waarden gecontroleerd
van de parameters en met de respectievelijke minima
en maxima vergeleken. Als de waarde buiten de res-
pectievelijke range valt, wordt het alarm gegenereerd.
Als het insteken van de sleutel in het contact een te-
rugslag (van enkele milliseconden) ondervindt, dan
genereert de kaart deze storing.
De storing begint zodra het insteken van de sleutel
naar nul gaat en dient om alle functies te blokkeren
en de kaart tijd te geven om de status op te slaan
voordat de condensatoren leeg raken. Als die op-
nieuw inschakelt voordat de condensatoren leeg
raken, dan blijft die in storing.
De storing doet zich in de volgende twee gevallen voor:
>Als het batterijniveau 0% bereikt, na de betreff ende
fi ltering;
>Als de spanning van de batterij ogenblikkelijk onder
15 V daalt.
De storing doet zich ogenblikkelijk voor als de span-
ning van de batterij boven 35 V stijgt.
Geen communicatie met het display of de gebrui-
kersinterface.
Alarm weergegeven als de hoofdmicro (tractie) er
niet in slaagt om met de micro van de module func-
ties te communiceren.
Alarm weergegeven als de hoofdmicro (tractie) er
niet in slaagt om met de micro van de module aan-
drijvingen te communiceren.
Dit wordt geactiveerd als de temperatuur op de mo-
sfet's voor vermogen van de functies 90 °C overschrijdt.
Tijdens de inschakelsequentie wordt een aantal
testen uitgevoerd om de correcte werking van de
mosfet's en van hun drivers te controleren. Het kan
voorvallen dat de sequentie niet slaagt, ook in geval
van een foutieve confi guratie van het onderstel.
Controle bij de inschakeling of het vermogensver-
schil op de uiteinden van de tractiezekering nul is.
Alarm gegenereerd in geval het hoofdrelais van de
functies niet wordt gesloten na de inschakelsequen-
tie (check).
36