6
Bedienings- en weergave-elementen
6.3
Bedienings- en weergave-elementen op de stuurkolom
De instelring (2) voor de ruitenwisser voorruit op de stuurkolomschakelaar (1) kan in de
volgende standen worden gedraaid:
Pos.
Symbool
I
II
III
IV
Om de ruitenwisser in de intervalmodus in te schakelen, de instelring (2) een vergrendeling
naar voren in de positie II draaien.
Æ De ruitenwisser voorruit werkt in de intervalmodus.
Om de ruitenwisser in continu bedrijf in te schakelen, de instelring (2) in de tweede
vergrendeling naar voren in de positie III draaien.
Æ De ruitenwisser voorruit werkt in continu bedrijf.
Om de ruitenwasinstallatie in te schakelen, de instelring (2) in de derde vergrendeling naar
voren in de positie IV draaien.
Æ De ruitenwasinstallatie werkt.
Om de ruitenwisser uit te schakelen, de instelring (2) in de laatste vergrendeling naar
achteren in de positie I draaien.
Æ De ruitenwisser gaat terug in de ruststand en blijft staan.
6.3.2
Controle- en waarschuwingslampjes
BM000-097
1
Controlelampje "Richtingindicatie
links"
2
Controlelampje "Groot licht"
3
Controlelampje "Dimlicht"
4
Waarschuwingslampje "Laadcontrole"
96
Toelichtingen
Schakelt de ruitenwisser voorruit uit.
Schakelt het intermitterend bedrijf van de ruiten-
wisser voorruit in.
Schakelt het continu bedrijf van de ruitenwisser
voorruit in.
Schakelt de ruitenwasinstallatie in.
5
Waarschuwingslampje "Koelvloei-
stoftemperatuur"
6
Waarschuwingslampje "Motorolie-
druk"
7
niet bezet
8
Controlelampje "Richtingindicatie
rechts"
Originele handleiding 150001256_04_nl
BiG X 530