6
Bedienings- en weergave-elementen
6.3
Bedienings- en weergave-elementen op de stuurkolom
6.3.1.3
Parkeerlicht/dimlicht in-/uitschakelen
BM000-059
De instelring verlichting (2) op de stuurkolomschakelaar (1) kan in de volgende standen worden
gedraaid:
Pos.
Symbool
I
II
III
IV
Om het parkeerlicht in te schakelen, de instelring verlichting (2) één vergrendeling naar
voren draaien in de positie II.
Æ Parkeerlicht voor en achter branden,
ü Het contact is ingeschakeld,
Om het dimlicht in te schakelen, de instelring verlichting (2) een tweede vergrendeling
draaien naar voren in positie III.
Æ De groene controlelamp "dimlicht" brandt,
Æ Dimlicht, parkeerlicht voor, kentekenverlichting en achterlicht branden,
Om parkeer- en dimlicht uit te schakelen, de instelring verlichting (2) in de laatste
vergrendeling naar achteren draaien in de positie I.
Æ De gehele verlichting is uitgeschakeld.
94
2
1
I
II
III
IV
Toelichting
Schakelt het licht uit.
Schakelt het parkeerlicht in.
Schakelt het dimlicht in.
Schakelt de werkverlichting in.
zie
Pagina 73.
zie
Pagina 111.
zie
Pagina 96.
Originele handleiding 150001256_04_nl
zie
Pagina 73.
BiG X 530