•
Verwijd.: wanneer u meerdere bestanden selecteert in stap 3 kunt u
indien nodig een bestand selecteren uit de lijst.
•
Uitvoer: stelt de verschillende uitvoeropties van het apparaat in
zoals uitvoeropties voor kopiëren (zie "De vorm van het gekopieerde
resultaat bepalen" op pagina 54).
6. Druk op OK op het scherm om het afdrukken te starten.
7. Na het afdrukken kunt u het USB-geheugenapparaat uit het apparaat
verwijderen. Druk op USB.
8. Druk op Veil. om USB-stat. te verwij. en vervolgens op OK wanneer
het bevestigingsvenster verschijnt.
9. Verwijder het USB-geheugenapparaat.
Het USB-geheugen beheren
U kunt afbeeldingsbestanden op een USB-geheugenapparaat één voor één
of allemaal tegelijk verwijderen door het apparaat opnieuw te formatteren.
Bestanden kunnen niet meer worden teruggezet nadat u ze hebt
verwijderd of nadat u het USB-geheugenapparaat opnieuw hebt
geformatteerd. Bevestig dan dat u de data niet meer nodig hebt
alvorens deze te verwijderen.
Een afbeeldingsbestand verwijderen
1. Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van
uw apparaat.
2. Druk op USB op het scherm.
3. Het apparaat toont alle bestanden op het USB-geheugenapparaat.
Druk op het bestand dat u wilt verwijderen.
Of druk op de naam van de map waarin het bestand zich bevindt.
Druk vervolgens op Selecteren.
4. Druk op Verwijd..
5. Druk op OK wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging
wordt gevraagd.
6. Druk op Sluiten op het scherm.
Een USB-geheugenapparaat formatteren
1. Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van
uw apparaat.
2. Druk op USB op het scherm.
3. Druk op USB formatteren.
4. Druk op OK wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging
wordt gevraagd.
5. Druk op Sluiten op het scherm.
De USB-geheugencapaciteit weergeven
1. Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van
2. Druk op USB op het scherm.
3. Druk op USB-capaciteit.
4. Druk op Sluiten op het scherm.
Een USB-geheugenapparaat gebruiken_ 154
uw apparaat.
Het venster USB-capaciteit wordt geopend.