•
Als er een waarschuwing verschijnt, klikt u op Poort wijzigen om
een poort te selecteren.
•
Als de gebruikersinterface van TWAIN verschijnt, klikt u op het
tabblad Voorkeuren op Poort wijzigen om de poort te selecteren.
Raadpleeg Scan- en faxbeheer voor het gebruik van Poort
wijzigen (zie "Scaninformatie instellen in Scan- en faxbeheer"
op pagina 101).
In Mac OS X 10.5
Controleer of het selectievakje Verbonden naast uw apparaat is
ingeschakeld is in Bonjour-apparaten.
Als u via TWAIN wilt scannen, raadpleegt u de bovenstaande procedure
voor Mac OS X 10.4.
6. Stel de scanopties in dit programma in.
7. Scan uw afbeelding en sla deze op.
•
Raadpleeg de Help van Fotolader voor meer informatie over het
gebruik van Fotolader.
•
Gebruik TWAIN-compatibele software voor meer scanopties.
•
U kunt ook TWAIN-compatibele software gebruiken, zoals Adobe
Photoshop.
•
Als u niet kunt scannen in Fotolader moet u Mac OS bijwerken
naar de laatste versie. Fotolader werkt correct onder Mac OS X
10.4.7 of hogere versies.
Scaninformatie instellen in Scan- en faxbeheer
Voor meer informatie over het programma Scan and Fax Manager, om
de toestand van het geïnstalleerde scannerstuurprogramma te
controleren, om scaninstellingen te wijzigen. En om mappen waarin
gescande documenten worden bewaard in het programma Scan and
Fax Manager toe te voegen of te verwijderen, volgt u deze instructies:
1. Klik op Smart Panel in het menu Scan- en faxbeheer op de
statusbalk.
2. Selecteer het juiste apparaat in Scan- en faxbeheer.
3. Klik op Eigenschappen.
4. Gebruik De knop Scan instellen om de bestemming van bestanden
of de scaninstellingen te wijzigen, toepassingen toe te voegen of te
verwijderen en het formaat van bestanden te wijzigen. Via Poort
wijzigen kunt u het scanapparaat wijzigen. (Lokaal of netwerk)
5. Klik op OK wanneer u klaar bent.
Scannen in Linux
U kunt een document scannen via het venster Unified Driver Configurator.
Scannen
1. Dubbelklik op Unified Driver Configurator op het bureaublad.
2. Klik op de knop
om naar het venster Scanners Configuration te
gaan.
3. Selecteer de scanner in de lijst.
Als u slechts één MFP-apparaat gebruikt, dit apparaat aangesloten is op
de computer en is ingeschakeld, verschijnt uw scanner in de lijst en
wordt deze automatisch geselecteerd.
Als er meerdere scanners zijn aangesloten op de computer, kunt u voor
elke scantaak een andere scanner kiezen. Als er bijvoorbeeld een
document wordt gescand op de eerste scanner, kunt u de tweede
scanner selecteren, de apparaatopties instellen en de scantaak
gelijktijdig starten.
4. Klik op Properties.
5. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
6. Klik in het venster Scanner Properties op Preview.
Het document wordt gescand en er verschijnt een voorbeeld van de
afbeelding in het Preview Pane.
7. Sleep met de muisaanwijzer over het gedeelte dat u wilt scannen in het
Preview Pane.
8. Wijzig de scanopties in de vakken Image Quality en Scan Area.
•
Image Quality: hiermee kunt u de kleurcompositie en scanresolutie
voor de afbeelding selecteren.
•
Scan Area: hiermee kunt u het paginaformaat selecteren. Klik op
de knop Advanced als u het paginaformaat handmatig wilt instellen.
Als u een van de vooraf ingestelde scanopties wilt gebruiken, selecteert
u de optie in de vervolgkeuzelijst Job Type (zie "Instellingen voor
taaktypen toevoegen" op pagina 102).
Bezig met scannen_ 101