8.6 Paneelknoppentest
Toegang op het niveau Engineer is vereist.
Het doel van deze test is, te controleren of de knoppen op het paneel correct functioneren.
Het gebruik van de modus voor het testen van het paneelknoppen:
1.
Log in als Engineer.
2.
Vanuit het scherm Systeemstatus kiest u het pictogram Toolbox:
3.
Selecteer Diagnostiek.
4.
Selecteer het Menu-pictogram:
5.
Selecteer Paneelknoppentest.
6.
Het systeem vraagt om bevestiging; selecteer Ja om door te gaan.
7.
Het systeem bevestigt dat de modus voor het testen van de paneelknoppen actief is. Druk op OK om door te gaan.
8.
Volg de instructies op het scherm op voor het testen van de paneelknoppen.
9.
Aan het einde van de test toont het systeem de testresultaten.
10. Druk op OK.
11. Selecteer het Menu-pictogram:
12. Selecteer Paneelknoppentest stoppen.
13. Het systeem toont een bericht ter bevestiging dat het is teruggekeerd naar normaal bedrijf.
8.7 Test systeemrelais
Toegang op het niveau Engineer is vereist.
Het doel van deze test is, te controleren of de systeemstorings- en systeemfoutrelais correct functioneren.
Opmerking: Het kan nodig zijn om kabels naar systemen op een hoger niveau vanuit TB4 (systeemstoring) en TB5
(systeemfout) op de TPPR-regelaar los te maken. Deze test kan ertoe leiden dat systemen op een hoger niveau worden
geactiveerd (indien deze aangesloten zijn).
Het gebruik van de modus voor het testen van systeemrelais:
1.
Log in als Engineer.
2.
Vanuit het scherm Systeemstatus kiest u het pictogram Toolbox:
3.
Selecteer Diagnostiek.
4.
Selecteer het Menu-pictogram:
5.
Selecteer Systeemrelaistest.
6.
Het systeem vraagt om bevestiging; selecteer Ja om door te gaan.
7.
Het systeem bevestigt dat de modus voor het testen van relais actief is. Druk op OK om door te gaan.
8.
Het systeem bedient het systeemstoringsrelais en vraagt de gebruiker om te bevestigen dat de bewaking door de
technicus heeft aangegeven dat het relais is geactiveerd (contacten gesloten).
9.
Het systeem bedient het systeemstoringsrelais en vraagt de gebruiker om te bevestigen dat de bewaking door de
technicus heeft aangegeven dat het relais is gedeactiveerd (contacten permanent geopend en geen
statuswisseling).
Opmerking: Het systeemstoringsrelais schakelt tijdens deze test afwisselend in en uit om ervoor te zorgen dat er
geen contacten gaan vastzitten.
10. Het systeem bedient het systeemfoutrelais en vraagt de gebruiker om te bevestigen dat de bewaking door de
technicus heeft aangegeven dat het relais is geactiveerd (contacten gesloten).
11. Het systeem bedient het systeemfoutrelais en vraagt de gebruiker om te bevestigen dat de bewaking door de
technicus heeft aangegeven dat het relais is gedeactiveerd (contacten permanent geopend en geen
statuswisseling).
Opmerking: Het systeemfoutrelais schakelt tijdens deze test afwisselend in en uit om ervoor te zorgen dat er geen
contacten gaan vastzitten.
12. Aan het einde van de test toont het systeem de testresultaten.
13. Druk op OK.
14. Selecteer het Menu-pictogram:
15. Selecteer Systeemrelaistest stoppen.
16. Het systeem toont een bericht ter bevestiging dat het is teruggekeerd naar normaal bedrijf.
17. Sluit TB4 en TB5 zo nodig weer aan.
Ond. Nr. 2400M2566_3_NL
ONDERHOUD
55
Touchpoint Pro
Bedieningshandleiding