Als een masterkeyboard
gebruiken
In de modus Master kunt u:
I Maximaal 128 programma's maken en opslaan die elk
een voice, performance, song of patroon bevatten en
die allemaal onmiddellijk voor gebruik kunnen worden
opgeroepen.
I Maximaal vier afzonderlijke zones toewijzen in elk
masterprogramma voor gebruik als een masterkeyboard.
U kunt de modus Master gebruiken voor het opslaan van de
instellingen die u het meest gebruikt, waaronder informatie
over welke modus wordt gebruikt en deze instellingen op elk
willekeurig moment onmiddellijk oproepen als u ze nodig
hebt met één druk op een knop. Bovendien kunt u de
instellingen opslaan voor het besturen van een extern MIDI-
apparaat door de master, waarmee u de aangesloten
toongenerator achtereenvolgens kunt wijzigen en besturen
tijdens een live optreden.
De bewerkte voice/performance/
song/patroon registreren
De modus Master is ideaal voor live speelsituaties omdat
u ogenblikkelijk kunt schakelen tussen de benodigde voices.
songs, patronen en performances zonder dat u naar een
andere modus hoeft te schakelen. Een handige manier om
de modus Master te gebruiken is door de programma's
die u nodig hebt (voices, performances enz.) in een
genummerde volgorde op te slaan in masters, op basis
van de songs die u wilt uitvoeren. Volg de onderstaande
instructies om programma's op te slaan.
1
Druk op de knop [MASTER] om de modus Master
te activeren.
2
Selecteer een master die u wilt bewerken.
De display Master Play wordt weergegeven.
3
Druk op de knop [F2] MEMORY.
De display MEMORY verschijnt.
4
Selecteer de gewenste modus en het gewenste
programma voor de parameters 'Mode' en
'Memory'.
5
Druk op de knop [STORE] om het Master-
programma op te slaan.
Instellingen voor het gebruik als
masterkeyboard maken
Het is aan te raden om de masterkeyboardfuncties op te
slaan in de master bij het gebruik van meerdere externe MIDI-
toongenerators. Door een andere master te selecteren, kunt
u eenvoudigweg de programma's wijzigen in de aangesloten
externe MIDI-toongenerators. Hieronder wordt beschreven
hoe u dit doet:
1
Druk op de knop [MASTER] om de modus Master
te activeren.
2
Selecteer een master die u wilt bewerken.
3
Druk op de knop [F3] ZONE SW.
De display ZONE SW verschijnt.
4
Stel 'ZoneSwitch' in op 'aan'.
De parameter 'ZoneKnob' wordt automatisch ingeschakeld.
OPMERKING
Als 'ZoneKnob' is ingesteld op 'on', worden de
Zone Edit-instellingen toegewezen aan knop 1 – 8.
Als u de instellingen in de geheugenmodus zelf
wilt toewijzen aan knop 1 – 8, stelt u 'ZoneKnob'
in op 'off'.
5
Druk op de knop [EDIT] en druk vervolgens op
de nummerknop [1].
Hiermee worden de Master Edit-displays voor Zone 1
opgeroepen.
6
Stel de parameters voor Zone 1 in in de displays
[F1] – [F5].
7
Gebruik de nummerknoppen [2] – [4] om de
parameters voor andere zones dan Zone 1 in
te stellen.
8
Nadat u alle gewenste parameters hebt ingesteld,
drukt u op de knop [STORE] om de instellingen
op te slaan als masterprogramma.
Wijs na het voltooien van deze instellingen een naam toe aan
de master in de display [F1] Name van Master Common
Edit. Druk op de knop [STORE] om de master op te slaan
nadat u deze een naam hebt gegeven.
Voor meer informatie over de parameters die worden
bewerkt in de modus Master, raadpleegt u het PDF-document
'Naslaggids'.
Beknopte handleiding
MOX6/MOX8 Gebruikershandleiding
55