6. Stuur iedereen weg uit de gevarenzone
tussen tractor en machine.
7. Rij met de tractor tot op een afstand van ca.
25 cm naar de machine.
De trekstang moet in één lijn staan met de
koppelingspunten van de machine.
8. Tractoraftakas uitschakelen, trek de
handrem aan, zet de tractormotor af en trek
de contactsleutel uit het slot.
9. De cardanas op de aftakas van de tractor
steken en borgen (zie handleiding van de
leverancier van de cardanas).
10. Koppel de voedingsleidingen (zie hoofdstuk
"Overzicht – verzorgingsleidingen tussen
tractor en machine", op pagina 36) aan de
tractor.
11. De bescherming van de cardanas op de
tractor en de machine met kettingen tegen
meedraaien borgen.
Let op voldoende draaibereik van de
cardanas onder alle
bedrijfsomstandigheden. De
borgkettingen mogen niet door
bouwdelen van de tractor of de
machine gegrepen worden.
12. De beugel op de transportbevestiging
bevestigen en met een lunspen (Afb. 85/1)
borgen.
13. Stuur iedereen weg uit de gevarenzone
tussen tractor en machine.
14. Met de tractortrekstangen (Afb. 86/1)
moeten de onderste koppelingspunten van
de machine worden ondersteund. De haken
van de trekstangen vergrendelen
automatisch.
15. De tractortopstang (Afb. 86/2) op de
machine bevestigen. De haak van de
topstang vergrendelt automatisch.
KE/KX/KG (STARR) BAH0089-9 05.2022
Machine aan- en afkoppelen
Afb. 85
103