6.13
Werkingsvolgorde van de brander (stookolie)
6.13.1 Start van de brander
0s
Sluiting thermostaat/drukschakelaar TL.
6s
Start motor ventilator. Start motor pomp. Start servomotor:
90° naar rechts draaien, dus tot de ingreep van het
contact op de nok 6).
38s
De luchtklep positioneert zich op het MAX vermogen.
38s
Fase van voorventilatie met luchtdebiet van het MAX
vermogen. Duurtijd 32seconden.
70s
De servomotor draait naar links tot de hoek die is
ingesteld op de nok 4).
102s
De luchtklep en de excentriek van de stookolie
worden op het MIN vermogen gepositioneerd (met nok 4).
103s
Vonk van de ontstekingselektrode.
109s
De olieventielen worden geopend.
De vlam ontvlamt bij een laag vermogen, bij het MIN
vermogen, punt A (Afb. 43).
112s
De vonk dooft.
133s
Einde van de startcyclus.
6.13.2 Tijdens de werking
Brander zonder vermogensregelaar RWF ...
Na de startfase gaat de bediening van de servomotor over naar
de thermostaat/drukschakelaar TR die de druk of de temperatuur
in de ketel controleert, punt B (Afb. 43).
(De elektrische controledoos zet de controle van de vlamaanwe-
zigheid en van de correcte stand van de maximum lucht- en
stookoliedrukschakelaars voort).
–
Als de temperatuur of de druk laag is zodat de thermostaat/
drukschakelaar TR gesloten is, verhoogt de brander geleide-
lijk het vermogen tot de maximumwaarde (deel B-C).
–
Als dan de temperatuur of de druk verhoogt zodat de TR
open gaat, verlaagt de brander geleidelijk aan het vermogen
tot de MIN. waarde (deel D-E). Enzovoort.
–
De brander valt stil als er minder warmte gevraagd wordt dan
de brander levert bij het MIN vermogen, (deel F-G).
De thermostaat/drukschakelaar TL opent, de servomotor
keert terug naar de hoek 0° beperkt door het contact van de
nok 2).
De luchtklep sluit volledig, om zoveel mogelijk thermische
dispersie te voorkomen.
Bij elke wijziging van het vermogen wijzigt de servomotor auto-
matisch het debiet van de stookolie (via excentriek) en het lucht-
debiet (luchtklep ventilator).
Brander met vermogensregelaar RWF ...
Zie de handleiding van de regelaar.
6.13.3 Uitschakeling van de brander tijdens de
werking
Als de vlam tijdens de werking per ongeluk dooft, treedt de ver-
grendeling van de brander binnen 1 sec. in werking.
20148643
Inbedrijfstelling, ijking en werking van de brander
Regelmatige ontsteking
(n = seconden vanaf het ogenblik 0)
M
VS VF
VR VS1
M
M
VS VF
VR VS1
M
6.13.4 Geen ontsteking
Bij gebrek aan ontsteking (Afb. 44) vergrendelt de brander bin-
nen 3 sec. na de opening van het gasventiel,112 sec. na de slui-
ting van de TL en begint de post-ventilatiefase, die 17 s duurt.
6.13.5 Ontgrendeling controledoos
Om de controledoos te ontgrendelen als volgt te werk gaan:
Druk op de ontgrendelknop 2)(Afb. 5 op pag. 14).
40
NL
Geen ontsteking
20157525
Afb. 43
20157526
Afb. 44