6.10.5 Tussenliggende vermogens
Afstelling van het gas
Na de regeling van het maximum en minimum vermogen van de
brander moet de regeling van het gas uitgevoerd worden op ver-
schillende tussenstanden van de servomotor. Druk, om van de
ene naar de volgende stand te gaan, op de knop 2) op het sym-
bool (+) of (-) (Afb. 31 op pag. 31). Druk even op de knop
2)(Afb. 31 op pag. 31) "Toename vermogen" zodat de servomo-
tor ongeveer 20° wordt gedraaid.
Draai de schroef 2) van de mechanische nok (Afb. 33 op pag. 33)
vast of los om het gasdebiet te vergroten of te verkleinen zodat
deze aangepast wordt aan het relatieve luchtdebiet zodat een
optimale verbranding wordt verkregen.
Ga op dezelfde wijze te werk met de volgende schroeven.
Let erop dat de variatie van het profiel van de nok
geleidelijk gebeurt.
OPGELET
6.11
Afstelling van de drukschakelaars
6.11.1 Drukschakelaar lucht - controle CO
Voer de regeling van de luchtdrukschakelaar uit nadat alle ande-
re branderafstellingen gedaan zijn, met de luchtdrukschakelaar
afgesteld op het begin van de schaal (Afb. 37).
Verhoog de regelingdruk wanneer de brander aan het minimum-
vermogen werkt en draai daarvoor het daarvoor bestemde knop-
je langzaam in wijzerzin rond totdat de brander vergrendelt.
Draai daarna het knopje met 20% van de afgestelde waarde in te-
genwijzerszin. Start de brander opnieuw en controleer of de start
normaal verloopt.
Als de brander opnieuw vergrendelt, draai dan het knopje nog
een klein beetje linksom.
Volgens de norm moet de luchtdrukschakelaar
beletten dat de luchtdruk tot onder 80% van de af-
stellingswaarde daalt, en dat het CO-gehalte van
de rookgassen 1% overschrijdt (10.000 ppm).
OPGELET
Breng om dit te controleren een verbrandingsanaly-
sator in het rookkanaal, sluit traag de aanzuigope-
ning van de ventilator (b.v. met een kartonnetje) en
ga na of de brander vergrendelt alvorens het CO-ge-
halte in de verbrandingsgassen 1% overschrijdt.
De luchtdrukschakelaar is "absoluut" geïnstalleerd, dat betekent
alleen aangesloten op het drukafnamepunt "+" 22)(Afb. 5).
6.11.2 Maximumgasdrukschakelaar
Regel de maximumgasdrukschakelaar (Afb. 38) na alle andere
regelingen van de brander uitgevoerd te hebben met de maxi-
mumgasdrukschakelaar afgesteld op het einde van zijn schaal.
Inbedrijfstelling, ijking en werking van de brander
D3854
Afb. 37
Zet de brander uit met de schakelaar 1)(Afb. 31), positie OFF,
koppel de mechanische nokken I) en II) (Afb. 33 Afb. 35) los van
de servomotor om de tandwielen van de servomotor te scheiden,
druk op de knop 3)(Afb. 36 D) en verplaats hem omlaag, en con-
troleer verscheidene malen - draai daarvoor de mechanische nok
I) (Afb. 33) naar voor en naar achter - of de beweging soepel en
zonder schokken verloopt.
Verbind
II)(Afb. 33)(Afb. 35) opnieuw met de servomotor
door de knop 3)(Afb. 36 C) naar boven te ver-
plaatsen.
OPGELET
Let er zo goed mogelijk op dat u de schroeven aan de uiteinden
van de mechanische nok niet verplaatst, ze werden vooraf afge-
steld voor de opening van de gassmoorklep bij MAX. en MIN. ver-
mogen.
Om de maximumgasdrukschakelaar te ijken, sluit u een mano-
meter aan op het drukafnamepunt nadat u de kraan ervan heeft
opengedraaid.
De maximumgasdrukschakelaar moet worden afgesteld op een
waarde die niet hoger is dan 30% van de waarde die op de ma-
nometer kan worden afgelezen wanneer de brander met het
maximumvermogen werkt.
Nadat de afstelling is afgerond, verwijdert u de manometer en u
sluit de kraan.
D3856
37
NL
de
mechanische
nokken
PA
PGM
I)
en
20181543
Afb. 38
20148643