6.4
Start van de brander (stookolie)
Schakel de stroomtoevoer van de brander in via de scheidings-
schakelaar
op het paneel van de ketel.
Positioneer de keuzeschakelaar 23)(Afb. 6 op pag. 15) in positie
"OIL" om de brandstof 'stookolie' te selecteren.
Sluit de thermostaten/drukschakelaars en positioneer de keu-
zeschakelaar 1)(Afb. 31) op positie "MAN".
Start van motor ventilator. De brander is niet voorzien van een
controlemechanisme van de sequentie van de fasen, waardoor
de rotatie van de motor niet correct zou kunnen zijn.
Wanneer de brander in werking wordt gesteld, moet u zich voor
de koelventilator van de motor van de ventilator stellen en contro-
leren of deze linksom draait, of in de richting van de pijl
25)(Afb. 5).
Als dit niet het geval mocht zijn:
plaats de schakelaar 1)(Afb. 31) in positie "OFF" en wacht
tot de controledoos de fase van de uitschakeling uitvoert;
schakel de stroomtoevoer naar de brander uit om-
dat deze handeling moet uitgevoerd worden wan-
neer de stroomtoevoer uitgeschakeld is;
GEVAAR
keer de fasen op de driefasige voeding om;
6.5
Inschakeling brander (stookolie)
Positioneer de keuzeschakelaar 1)(Afb. 31) in positie "MAN".
Positioneer de keuzeschakelaar 23)(Afb. 6 op pag. 15) in positie
"OIL" om de brandstof 'stookolie' te selecteren.
De brander moet gestart worden bij de sluiting van de limietther-
mostaat (TL).
Bij de eerste inschakeling wordt een tijdelijke verlaging van de
brandstofdruk verkregen als gevolg van het vullen van de leiding
van de verstuiver. Deze drukdaling kan de brander soms stil doen
vallen, wat soms gepaard gaat met onregelmatige stoten.
In geval de brander nog wordt vergrendeld, wordt verwezen naar
het hoofdstuk zie "LED-lampen: bedrijfstoestand van de brander"
op pag. 47.
Zodra de regelingen die volgen uitgevoerd zijn, moet de brander
bij de ontsteking een geluid voortbrengen dat lijkt op dat van de
werking.
Inbedrijfstelling, ijking en werking van de brander
herhaal de startprocedure.
Controleer of de lampjes of de testers, aangeslo-
ten op de elektromagnetische kleppen, of de con-
trolelampjes op de elektromagnetische kleppen
zelf afwezigheid van spanning aangeven.
OPGELET
Geven deze spanning aan, stop dan de brander
onmiddellijk en controleer de elektrische verbin-
dingen.
1
31
NL
AUT
MAN
+
-
2
20156532
Afb. 31
20148643