3.2 STRALINGSBEREIK
In het stralingsbereik van de deur van de verbrandingskamer resp. de ruit
mogen zich geen brandbare materialen, meubels, gordijnen of decoratie op
een afstand van 800 mm (zie afb. 4) bevinden. Deze afstand kan worden
teruggebracht tot 400 mm, wanneer tussen de stookplaats en de brandbare
materialen een stralingsbeschermplaat wordt geplaatst die wordt geventi-
leerd. Binnen een afstand van 500 mm boven de stookplaats mogen zich
ook geen brandbare voorwerpen bevinden.
3.3 DRAGENDE COMPONENTEN UIT BETON EN
STA ALBETON
De inbouwcassettes moeten zo worden opgesteld dat zich zijdelings van
de uitlaatpunten voor warme lucht binnen een afstand van 500 mm aan
de voorkant en tot een hoogte van 50 mm boven de uitlaatpunten van de
convectielucht geen dragende bouwcomponenten van beton of gewapend
beton bevinden.
3.4 BIJZONDERE VOORZORGSMA ATREGELEN VOOR
BRANDPREVENTIE BIJ A ANGRENZENDE, BRAND-
BARE COMPONENTEN
1. Tussen inbouwmeubelen en kachelbekledingen moet een minimumaf-
stand van 50 mm liggen.
2. Bij onderdelen die slechts aan kleine oppervlakken grenzen (wand-,
vloer- of plafondbekleding), wordt een tussenruimte van 10 mm
aanbevolen.
3.5 HOUTEN BALKEN
Houten balken mogen niet worden aangebracht in het stralingsgebied van
de haard. Houten balken boven een haard moeten met een minimumaf-
stand van 10 mm volledig worden geventileerd. Een directe verankering met
warmtebruggen is niet toegestaan.
3.6 ISOLATIESTOF
Isolatiestoffen zijn alleen vereist, wanneer de aangrenzende componenten
van het gebouw/de haardinstallatie, enz. tegen "hoge" temperaturen moeten
worden beschermd. De opgegeven isolatiediktes hebben ook betrekking op
Afb.4
de referentie-isolatie Steenwolmatten volgens AGI-Q 132. Optioneel kunnen
ook isolatiestoffen op basis van silicaat met vergunning van de bouwtoe-
zichthouders worden gebruikt. Daardoor kunnen aanzienlijke reducties van
de isolatiedikte mogelijk worden gemaakt (bijv. Silka type: 250 KM).
NL 12