Inhoudsopgave
Advertenties
2.4 VERBRANDINGSLUCHTTOEVOER
Inbouwcassettes mogen alleen worden opgesteld in ruimten die minstens
één deur of raam naar buiten hebben, die kunnen worden geopend, of die
wat betreft de toevoer van verbrandingslucht direct of indirect in verbinding
staan met andere ruimten. Bij opstelling in woningen of andere gebruik-
seenheden mogen alleen ruimten van dezelfde woning of gebruikseenheid
tot het verbrandingsluchtverband behoren.
2.5 VERBRANDINGSLUCHTLEIDINGEN
Conform de voorschriften van de Landesbauordnung, conform § 37 para-
graaf 2, van de Musterbauordnung, moeten verbrandingsluchttoevoerlei-
dingen in gebouwen met meer dan twee volledige verdiepingen en ver-
brandingsluchttoevoerleidingen die brandwanden overbruggen, zo worden
gemaakt, dat vuur en rook niet naar andere verdiepingen of brandsecties
kunnen worden overgedragen.
OPMERKING: Hoe aan bovenvermeld voorschrift voldaan kan worden, leest u
in de richtlijn over de brandveiligheidstechnische eisen aan ventilatiesyste-
men (modelontwerp) - versie januari 1984.
2.6 SMOORAPPARA AT
Smoorapparaten mogen alleen in de afvoeraansluiting of in het verbindings-
stuk worden ingebouwd. Smoorapparaten moeten eenvoudig te bedienen
zijn. Ze moeten openingen als een cirkelsegment of cirkelsector hebben, die
in totaal niet minder dan 3% van de diameter bedragen en ten minste 20
cm² groot zijn; de positie van het smoorapparaat moet aan de instelling van
de bedieningsgreep duidelijk zijn.
2.7 BASISVEREISTEN VOOR DE PLA ATSING
VAN INBOUWCASSETTES IN A ANWEZIGE
HA ARDINSTALLATIES
De inbouwcassettes zijn o.a. ook geschikt voor inbouw achteraf in stookka-
mers van aanwezige open haarden. Lees voor de inbouw van de inbouwcas-
sette de volgende montagehandleiding (voor de montage van de inbouwcas-
sette lezen en aansluitend tijdens de inbouw opvolgen):
• Informeer voor montage de bevoegde schoorsteenveger.
• De aanwezige open haard waarin de inbouwcassette dient te worden
ingebouwd, moet voldoen aan de richtlijnen voor de bouw van open
haarden resp. de vereisten van DIN EN 13229.
• De installateur moet zich ervan vergewissen in hoeverre de open haard
aan deze vereisten voldoet. De installateur moet, indien nodig, ook de
noodzakelijke aanpassingen doorvoeren.
• Het moet gegarandeerd zijn dat de verbindingsstukken, de rookgassen-
collector en de schoorstenen bedrijfszeker en brandveilig zijn.
• Open haarden waarin achteraf een inbouwcassette wordt geïnstalleerd,
moeten een eigen schoorsteen hebben.
• Open haarden mogen alleen in ruimten en op plaatsen worden geplaatst
waar gezien de locatie en de bouwkundige situatie geen gevaren
ontstaan.
• Er moet voldoende verbrandingslucht naar de opstellingsruimte stromen.
• Het grondoppervlak van de opstelruimte moet dusdanig uitgevoerd
en groot zijn dat de stookplaats volgens de voorschriften kan worden
gebruikt.
De installatie van de inbouwcassette moet worden uitgevoerd door een pro-
fessionele installateur, resp. gespecialiseerde onderneming.
NL 10
Advertenties
Inhoudsopgave
