Inhoudsopgave
Advertenties
De relais kunnen maximaal 250 VAC, 5 A schakelen. Elk relais kan voor verschillende
toepassingen worden geconfigureerd.
Een relaiskaartverbinding maken:
1. Verwijder de stroom van het instrument. Verwijder het lid van de sondemodule.
2. Verwijde3r de schroeven op het plastic lid van de relais. Verwijder het plastic lid.
3. Sluit de relaiskaart op de juiste sleuf aan
4. Installeer de kaartconnector op de juiste verbinding op de hoofdcircuitkaart
5. Voer de kabel door de basis van de module en prepareer en voer elke draad
6. Schrijf het serienummer van de typeplaat op de meegeleverde sticker en bevestig
7. Installeer de relais en het lid van de sondemodule.
Na een insteekuitbreidingskaart te installeren en aan te sluiten, moet de kaart op het
systeem worden geconfigureerd. Voor de instellingsinstructies van de relaiskaart,
raadpleeg
1
Strip ¼-inch (64 mm) van de isolatie.
schroevendraaier om de vier kruiskopschroeven op de kaart te bevestigen (het is
gemakkelijker om de kaarten te monteren als de module in zijn normale verticale
montagepositie is, dan dat hij horizontaal op de bank wordt geplaatst).).
Deze paragraaf is niet van toepassing als het instrument reeds van de relaiskaart is
voorzien.
(Afbeelding
17).
Deze paragraaf is niet van toepassing als het instrument reeds van de relaiskaart is
voorzien.
(Afbeelding
19) in de terminal volgens
Afbeelding 21/Tabel
4. Trek na elke invoering zachtjes aan de kabel om te
verzekeren dat de verbinding stevig is.
deze op de hoofd-hoogspanningsbarrière
hetzelfde interne adres van de kaart op het netwerk.
Deze paragraaf is niet van toepassing als het instrument reeds van de relaiskaart is
voorzien.
paragraaf 6.3.3, pagina
Afbeelding 19 Juiste bedradingsvoorbereiding en plaatsing
(Afbeelding
18). Gebruik een magnetische
Afbeelding 20/Tabel 3
(Afbeelding
88.
2
Breng isolatie aan tegen de connector, zodat er geen
bedrading blootligt.
Installatie
en
18). Dit serienummer is
31
Advertenties
Inhoudsopgave
