Klem
1–4
5
6
7
8
9
10
11
12–16
A.6 De externe invoermodule bevestigen
Afbeelding 78 Externe uitvoermodule
Tabel 51 Terminaltoewijzingen externe uitvoermodule
Toewijzing
Niet gebruikt
–
Afscherming
+
Niet gebruikt
–
+
Afscherming
Niet gebruikt
Op deze module kunnen instrumenten met (0–20 mA/4–20 mA-) uitgangen worden
aangesloten. De signalen kunnen naar vereiste in schaal worden gebracht en namen en
eenheden krijgen. Op het netwerksysteem kunnen met een SC1000 met Modbus of
Profibus instrumenten worden verbonden die geen netwerkopties hebben. Daarnaast kan
deze module worden gebruikt om drijvende digitale schakelaars (externe relaiscontacten
als ingangen) te controleren. De module kan niet worden gebruikt om 24 V stroom aan
een 2-dradig (lus-bekrachtigd) apparaat te leveren.
Deze module biedt twee analoge ingangen (0–20 mA/4–20 mA), twee digitale ingangen,
of één analoge ingang en één digitale ingang.
Belangrijke opmerking: Potentiaal op digitale ingangen kan het systeem beschadigen.
Zorg dat de signalen op de digitale ingangen drijvende zijn.
1. Verwijder de stroom en koppel alle kabelverbindingen naar de module los.
2. Plaats de externe uitvoermodule op de DIN-rail rechts van de basismodule en schuif
het stevig tegen de basismodule (of andere verbonden modulen).
3. Maak de juiste verbindingen, zoals weergegeven in
4. Verbind kabels met de module en sluit opnieuw de stroom van het interstument aan.
Omschrijving
—
Aanloge uitgang 1 max. 500 Ohm
—
Analoge uitgang 2 max. 500 ohm
—
Afbeelding 79
en
Tabel
52.
147