3.6.6 Een uitbreidingskaart verwijderen/vervangen................38 3.7 Een SC1000-netwerk (SC1000-busverbinding) installeren .............. 39 3.7.1 SC1000-netwerkverbindingen....................40 3.8 Sondes op de SC1000-connector aansluiten ................... 44 3.8.1 De sondegegevenskabel verbinden..................44 3.8.2 Sondeverbindingen toevoegen ....................45 3.8.3 Sluit de sc-sondes met wisselstroom aan................45 3.9 Servicepoortverbinding (LAN-verbinding) ..................
Pagina 4
5.13.1 De LAN-verbinding voorbereiden ...................69 5.13.2 De LAN-verbinding instellen....................70 5.13.3 De inbelverbinding instellen ....................71 5.13.4 Toegang tot de SC1000-Controller nemen via een webbrowser ...........72 5.14 Logboekgegevens ...........................73 5.14.1 Bestanden op de opslagkaart opslaan ...................74 5.14.2 Logboekbestanden via Toegang browser opslaan..............74 5.14.3 Verwijder de logboekbestanden via Toegang browser.
Pagina 5
Hoofdstuk 6 Uitgebreide bewerkingen ..................79 6.1 Menu SENSOR DIAGNOSTIC (SENSORDIAGNOSE)..............79 6.2 Menu Sensor setup (Sensor instellen)....................79 6.3 Menu SC1000 SETUP (SC1000 INSTELLEN)................. 79 6.3.1 Menu Uitvoerinstelling......................80 6.3.2 Menu Stroomingang......................... 84 6.3.3 Menu Relais ..........................88 6.3.3.1 Algemene relaisinstellingen (beschikbaar in alle relais-werkmodi) ......... 89 6.3.3.2 Functie is ingesteld op de werkmodus ALARM ..............
Pagina 6
Inhoudsopgave Hoofdstuk 8 Problemen oplossen ....................125 8.1 Algemene problemen en problemen met de GSM-mudule .............125 8.2 GSM-module fouten ........................126 8.3 Fout-, waarschuwings- en herinneringsmeldingen................126 8.3.1 Berichtentype .........................126 8.3.2 Berichtopmaak ........................127 8.3.3 Fout- en waarschuwings-ID-nummers ...................127 8.4 SMS-service ............................128 8.4.1 SMS-bestemming configureren....................128 8.4.2 SMS-opmaak..........................128 8.5 De uitbreidingskaarten in het menu Onderhoud testen..............129 8.5.1 De uitvoerkaart testen ......................129...
GSM-modem De SC1000-weergavemodule met geïntegreerde GSM/GPRS-modem stuurt gegevens-SMS-berichten en GPRS-services in GSM-netwerken. Optionele uitbreidingen De SC1000 wordt met verschillende GSM-frequentiebanden aangeboden: MC55I-W 850/900/1800/1900 MHz MC55I-W heeft een GPRS-multisleuf van klasse 10 en ondersteunt de GPRS-codeschema's CS-1, CS-2, CS-3 en CS-4.
Pagina 8
–20 t/m 70 °C (–4 t/m 158 °F); 95 % relatieve vochtigheid, niet condenserend Voeding van uitbreidingsmodules met 24 VDC en aansluiting op het SC1000-netwerk Stelt aflsuitweerstand (met DIP-schakelaar) in voor het SC1000-netwerk Levering van verbinding voor een weergavemodule (LXV402) voor de Basismodule (LZX915)
Pagina 9
1 jaar, 2 jaar EU Tijdens het installeren van bijkomende sondes, observeer het maximum aantal vermogen van het systeem. Op een SC1000-sondemodule kunnen gelijktijdig maar twee 1720E-troebelingsinstrumenten worden gebruikt. Belangrijke opmerking: Alle modules en kaarten worden ontwikkeld volgens DIN EN 61326 "antigolf".
Hoofdstuk 2 Algemene informatie De fabrikant kan onder geen enkele omstandigheid aansprakelijk worden gesteld voor directe, indirecte, speciale, incidentele of continue schade die als gevolg van enig defect of onvolledigheid in deze handleiding is ontstaan. De fabrikant behoudt het recht om op elk moment, zonder verdere melding of verplichtingen, in deze handleiding en de producten die daarin worden beschreven, wijzigingen door te voeren.
Als het instrument buiten wordt gebruikt, dient het alleen aan een geschikt stopcontact te worden verbonden met minstens een IP44-klasse (van alle kanten beschermd tegen gesproeid water). De SC1000 is een controller met meervoudige parameters die is ontworpen om met elke willekeurige digitale sondegroep te functioneren. Een onafhankelijke SC1000-Controller moet één weergavemodule en één sondemodule hebben.
(6 in.) vrij aan ruimte aan de onderkant voor de kabelverbindingen. Raadpleeg Afbeelding 3 voor de juiste afmetingen voor muurmontage. 1. Installeer vier bouten in de muur. 2. Hang de SC1000-Controller aan de bouten en bevestig de meegeleverde moeren en draai de twee onderste bouten met de hand vast.
Installatie Afbeelding 3 montage-eigenschappen SC1000-Controller 3.2.2 Verticale of horizontale pijpmontage Raadpleeg Afbeelding 4 voor montagebeschrijvingen. Raadpleeg de instructies die met de montagekit worden meegeleverd voor meer informatie over pijpmontage. Afbeelding 4 Hardware pijpmontage Beugel, pijpmontage (LZY001) Platte onderlegring (4×) (LZX948) Rubber kussentjes (8×) (LZX948)
Elektrocutiegevaar. Bij het aanbrengen van elektrische verbindingen dient men altijd de stroom naar het instrument los te koppelen. Als men de bedrading naar de SC1000-Controller verbindt, dienen de volgende waarschuwingen en opmerkingen in acht te worden genomen, alsmede de waarschuwingen en opmerkingen die in de paragrafen voor individuele installaties worden gevonden.
Installatie 3.3.1 Elektrostatische ontladingen (ESD) overwegingen O p m e r k i n g Om gevaren en ESD risico’s tot een minimum te beperken, moeten onderhoudsprocedures waarvoor geen spanning naar het analysetoestel nodig is, met uitgeschakelde spanning gebeuren. Delicate interne elektronische componenten kunnen door statische electriteit beschadigd worden, waardoor het rendement van het instrument afneemt of een storing veroorzaakt kan worden.
U mag de elektrische voeding pas op de wisselstroomvoeding aansluiten als de SC1000-Controller volledig is bedraad en de hoogspanningsbarrière en het lid van de sondemodule zijn teruggeplaatst. 3.4.1 Installatie in vaste bedradingstoepassingen Bij vaste bedrading moeten de huisaansluitingen van de net- en veiligheidsaarde voor het instrument worden uitgevoerd met een draad van 18 tot 12 AWG.
Pagina 20
Installatie pagina 133. Zie Afbeelding 6 voor het assemblage van trekontlasting en een sluitingsplug van de leidingopening. Zie Afbeelding 14 over bedradingsinformatie. Afbeelding 6 Gebruik de optionele trekontlasting en leidingsplug Trekontlasting, klein Afvoerbuis Trekontlasting, groot Plug, sluiting...
Pagina 21
Installatie Afbeelding 7 Uitbreking behuizing Sleuf opslagkaart Wisselstroomaansluiting (PS1), trekontlasting M20 × 1,4 mm (4–8 mm kabeldiameter), kabelbuis, andere versie van stroomkabel (optioneel) Verbinding GSM-antenne (optioneel) Netwerkinterface Kabelassemblage om op sondemodule aan te sluiten Kabelassemblage om op weergavemodule aan te sluiten Servicepoort Relaisaansluiting - 2,19 mm voor kabelbuis of trekontlasting M20 ×...
Pagina 22
Installatie Afbeelding 8 Het lid van de sondemodule verwijderen Afbeelding 9 Hoogspanningsbarrière verwijderen Hoogspanningsbarrière Schroef (6×)
Pagina 23
Installatie Afbeelding 10 Voedingsbedrading Wisselstroomverbindingen In dit gebied zal de ferriet goed passen Aardingsverbindingen Barrière moet gemakkelijk in positie kunnen worden gebracht...
Installatie Afbeelding 11 In de wisselstroom-sondemodule Ventilator Zekering (2×), F3 en F4: T 8 A; 100–240 V, traag Netvoedingscircuitpaneel Wisselstroomverbindingen Connector voor uitbreidingssleuf Aardingsverbinding Connector voor uitbreidingssleuf 10 Verbinding stopcontact Connector voor uitbreidingssleuf 11 Sondeverbindingen Zekering (2×), F1 en F2: M 3,5 A, middeltraag 12 Verbinding relaiskaart 3.4.3 Bedrading voor wisselstroom bij de controller G E VA A R...
Pagina 25
Installatie 6. Strip de buitenste isolatie van de kabel met 260 mm (10 inch) (Afbeelding 12). Maak alle kabels behalve de aardingskabel 20 mm (0,78 inch) korter, zodat de aardingskabel 20 mm (0,78 inch) langer is dan de andere kabels. 7.
Installatie 3.4.4 Bedrading voor 24 VDC-voeding bij de controller Belangrijke opmerking: De wisselstroomstopcontacten kunnen niet met de 24 VDC-voeding worden gebruikt. Afbeelding 15 In de 24 VDC-sondemodule Ventilator Zekering, T 6,3 A, traag Netvoedingscircuitpaneel 24 VDC-stroomaansluitingen Connector voor uitbreidingssleuf Sondeverbindingen Connector voor uitbreidingssleuf Verbinding relaiskaart Connector voor uitbreidingssleuf...
Pagina 29
Installatie 6. Strip de buitenste isolatie van de kabel met 260 mm (10 inch) (Afbeelding 12). Maak alle kabels behalve de aardingskabel 20 mm (0,78 inch) korter, zodat de aardingskabel 20 mm (0,78 inch) langer is dan de andere kabels. 7.
Het totaal aantal modules die samen kunnen worden verbonden, wordt door de stroomvoeding van de basismodule beperkt. Aan elke basismodule kunnen tot 13 communicatiemodules worden bevestigd. Als meer dan 13 communicatiemodules nodig zijn, moet via het SC1000-netwerk een tweede basismodule worden verbonden. Raadpleeg Bijlage A, pagina 143 voor meer informatie over de DIN-rail uitbreidingsmodules.
Installatie 3.6 Uitbreidingskaarten De SC1000-Controller kan met interne insteekuitbreidingskaarten worden uitgebreid. Elk uitbreidingscomponent kan met zijn serienummer op het SC1000-netwerk worden geïdentificeerd en naar behoefte worden geprogrammeerd. Het serienummer bevindt zich op de kaart. Het kan nodig zijn om een bestaande uitbreidingskaart te verwijderen als de uitbreidingskaart de toegang tot bepaalde connectors blokkeert.
Installatie Afbeelding 18 Poorten uitbreidingskaart Relaiskaart Bedradingsinformatie mA-uitgang of -ingang Bedradingsinforamtie relais mA-uitvoer- of -invoerkaart of WTOS/PROGNOSYS-kaart Veldbus of mA-uitgang of ingangskaart of WTOS-kaart Bedradingsinformatie mA-uitgang of -ingang Bedradingsinformatie veldbus of mA-uitvoer- of Hoofd-hoogspanningsbarrière -invoerkaart mA-uitvoer- of -invoerkaart of 10 Relais-spanningsbarrière WTOS/PROGNOSYS-kaart 3.6.1 Relaiskaartverbindingen G E VA A R...
Pagina 33
Installatie De relais kunnen maximaal 250 VAC, 5 A schakelen. Elk relais kan voor verschillende toepassingen worden geconfigureerd. Een relaiskaartverbinding maken: 1. Verwijder de stroom van het instrument. Verwijder het lid van de sondemodule. 2. Verwijde3r de schroeven op het plastic lid van de relais. Verwijder het plastic lid. 3.
Pagina 34
Installatie Afbeelding 20 Relaiskaart (oude versie, sinds 2008 niet meer toegepast) Klemmenblok - raadpleeg Tabel 3 voor klemtoewijzingen. Tabel 3 Klemtoewijzingen van de relaiskaart (oude versie, sinds 2008 niet meer toegepast) Klem Omschrijving Relais 1 - 4 Maximale schakelspanning: Relais 1 (normaal gesloten contacten) 250 VAC;...
Relais 4 (algemeen) Relais 4 (normaal geopende contacten) 3.6.2 Verbindingen invoerkaart Met de ingangskaart ontvangt de SC1000 externe analoge signalen (0–20 mA/4–20 mA) en digitale signalen. De signalen kunnen naar vereist in schaal worden gebracht en namen, parameters en eenheden krijgen.
Als het instrument is voorzien van een uitgangskaartoptie, levert de mA-uitgangskaart tot 4 analoge (0 - 20 mA/4 - 20 mA) signalen in een schijnweerstand van max. 500 Ohm. Opmerking: De SC1000-mA-uitvoerkaart kan niet worden gebruikt om stroom aan een 2-dradige zender (met gesloten lus) te leveren.
Installatie 5. Schrijf het serienummer van de typeplaat op de meegeleverde sticker en bevestig deze op de hoofd-hoogspanningsbarrière (Afbeelding 18). 6. Installeer het lid van de sondemodule. Na een insteekuitbreidingskaart te installeren en aan te sluiten, moet de kaart op het systeem worden geconfigureerd.
Installatie 6. Installeer het lid van de sondemodule. Na een insteekuitbreidingskaart te installeren en aan te sluiten, moet de kaart op het systeem worden geconfigureerd. Raadpleeg paragraaf 6.3.4.2, pagina 111 voor de instellingsinstructies van de Modbus-kaart. Afbeelding 24 Modbus RS485 (YAB021) kaartverbindingen Kaart (ommezijde) Jumper 1&2 uitgetrokken voor volledige duplex (4-dradig)
Pagina 39
Installatie 4. Voer de kabel door de basis van de module en prepareer en voer elke draad in de terminal volgens Afbeelding 25/Afbeelding 26 Tabel 8/Tabel 9. Zorg dat de afscherming aan een afstandbus met schroefdraad op de kaart wordt verbonden. 5.
Voer geen overmatige kracht uit als u de compacte connectors aanbrengt of verwijdert. Een uitbreidingskaart verwijderen/vervangen: 1. Verwijder de kaart in de SC1000-Controller. Zie paragraaf 6.3.6, pagina 116. 2. Verwijder de stroom van het instrument. Verwijder het lid van de sondemodule.
De weergavemodule of sondemodules worden echter niet geteld. Voor één SC1000-netwerk wordt maar één weergavemodule toegestaan. Elke sonde heeft een SC1000-netwerkinterface (Afbeelding 28). Gebruik de SC1000-netwerkkabel en de SC1000-netwerkconnector om een netwerk op te stellen. Geschikte kabel en netwerkconnector zijn bij de fabrikant verkrijgbaar. Afbeelding 27 SC1000-netwerk Profibus-/Modbus-verbinding Sondemodule...
5. Zet de kabelconnector vast. 6. Plaats de bovenkant van het metalen frame op de onderkant en druk ze tezamen. 7. Plaats het frame in de SC1000-connector. Het frame past in maar één positie. Indien nodig, moet u het frame omdraaien.
Pagina 43
Installatie 9. Indien nodig, stelt u de afsluitweerstand in. Opmerking: Als u de connector met de laatste module op het netwerksegment gebruikt, blijft één vleugelmoer ongebruikt. Sluit de vleugelmoer met de meegeleverde plug af. Zie Afbeelding 10. Als deze connector aan het einde van het netwerk is, steekt u de rubberen afsluiting in de connector.
Pagina 44
Installatie Afbeelding 30 Componenten netwerkconnector Behuizing, netwerk connector Invoeging, plastic label (behuizing netwerkconnector) Geprinte circuitkaart van netwerkconnector met Niet gebruikt onderwand Wand, boven Plug, rubber, kabelgrip Schroeven, zelftappend (2×) 10 Afdichting, kabelgrip (2×) Klem, netwerkkabel(s) 11 Kabelgrip (2×) Schroef, platte kop...
Pagina 45
Installatie Afbeelding 31 De netwerkconnector met de afsluitweerstand van het SC1000-netwerk verbinden Wand, onder Behuizing, netwerkconnector Geprinte circuitkaart van netwerkconnector met Afsluiting, kabelgrip onderwand Klem, netwerkkabel(s) Kabelgrip Schroef, platte kop Plug, rubber, kabelgrip Kabels, netwerk 10 Schroeven, zelftappend (2×) Leid kabels zoals wordt aangegeven en zorg dat de klem stevig wordt vastgezet.
één voor één de segmenten en controleer de functie en fouten. 3.8 Sondes op de SC1000-connector aansluiten Alle sondes van de sc-serie kunnen op de SC1000-Controller worden gebruikt. Belangrijke opmerking: Plan de route voor de sondekabel en leg de gegevens en voedingskabels zodat zij geen gevaar voor struikelen veroorzaken en zodat de kabels niet scherp zijn verbogen.
Beschermkap 3.8.2 Sondeverbindingen toevoegen Als alle sondeconnectors op de SC1000-Controller al voor sondes worden gebruikt, kunnen meer sondeconnectors worden toegevoegd (max. 8 sondeconnectors). Het kan nodig zijn een bestaande uitbreidingskaart te verwijderen als de toegang tot sondeconnectors wordt geblokkeerd (raadpleeg paragraaf 3.6.6, pagina...
7). Om de servicepoort te gebruiken, verbindt u een ethernet-crossoverkabel van een computer met de servicepoort. De ethernetverbinding kan worden gebruikt om alle functies van de SC1000-Controller uit te voeren of om via een webbrowser de sondes te kalibreren. Configureer de netwerkadapter binnen de computer om met de SC1000-Controller te communiceren.
GSM 1900 • GSM 1800 • GSM 1900 Het hoofdfuncties van de modem zijn: • De SC1000-Controller en het SC1000-netwerk onderhouden • Aanmelding instellen • Gegevens uit logboek downloaden • Fouten en waarschuwingen als een kort bericht verzenden (SMS) of e-mail •...
• Verwijder alle netvoeding voordat u een antenne vervangt. 3.10.2 SIM-kaartvereisten De SIM-kaart moet door een provider worden ingeschakeld en in de SC1000-Controller worden geregistreerd. De vereisten voor de SIM-kaart zijn: • GSM-netwerk ondersteunt "GSM fase 2" (minimum) •...
Installatie 5. Plaats de SIM-kaart in de SIM-kaarthouder en plaats de SIM-kaarthouder in de SIM-kaartsleuf. 6. Bevestig het lid met de twee lidbouten. 7. Verbind de weergavemodule met de sondemodule. Afbeelding 34 Plaats de SIM-kaart 3.10.4 De externe GSM-antenne met de weergavemodule verbinden Belangrijke opmerking: Om juiste werking te garanderen, mag alleen de antenne worden gebruikt die door de fabrikant wordt geleverd.
Opmerking: De fabrikant adviseert om een SanDisk SD-kaart met een capaciteit van 1 gigabyte te gebruiken. Belangrijke opmerking: Als de SC1000-Controller of de opslagkaart beschadigd is en de gegevens niet juist opslaat of er een reservekopie van maakt, is de fabrikant niet aansprakelijk voor gegevensverlies.
De opslagkaart prepareren: 1. Selecteer SC1000 SETUP (SC1000 INSTELLEN), GEHEUGENKAART, VERWIJDER ALLES. 2. Bevestig het bericht. 3. De SC1000-software verwijdert alle bestanden van de opslagkaart en creëert de mapstructuur voor de osplagkaart (Tabel 13). 4. De opslagkaart is klaar voor gebruik.
Hoofdstuk 4 Systeem starten Belangrijke opmerking: Tijdens de eerste inbedrijfstelling moet er worden gezorgd dat alle insteek-uitbreidingkaarten, uitbreidingmodules en alle sondes zijn juist in het systeem verbonden en bedraad. 1. Schakel de voeding van de controller in. Als het LED groen wordt, communiceren de weergavemodule en de aangesloten apparaten.
Één weergavemodule bedient een enkele sondemoudle of een aantal sondemodules die door een SC1000-netwerk worden verbonden. De weergavemodule is draagbaar en kan worden losgekoppeld en van het netwerk worden verwijderd.
Het hoofmenu is via de pop-upwerkbalk toegankelijk. • Pop-upwerkbalk: de pop-upwerkbalk biedt toegang tot de SC1000-Controller en de sondeinstellingen en is normaal van weergave verborgen. Om de werkbalk weer te geven, raakt u het scherm linksonder aan. De werkbalk bevat de toetsen die in Afbeelding 39 worden beschreven.
2 - geeft twee gemeten waarden in de weergave DE TOETS GRAFIEK als grafieken weer (niet beschikbaar voor gemeten waarden en meetgrafiek weer SC1000-ecoversie) TOETS LIJST - geeft tot tien waarden weer. 1 - geeft één gemeten waarde in de weergave gemeten waarden en meetgrafiek weer.
5.3 De grafiekweergave (niet beschikbaar voor SC1000-ecoversie) Opmerking: De instelling gegevenslogboek moet op de SC1000-Controller en de sonde worden ingesteld. Voor activering en planning van het gegevenslogboek gaat u naar het menu Sensor setup.
Pagina 61
Standaardbewerkingen • Om naar de weergave van gemeten waarden terug te keren, tikt u op de grafiekweergave op het veld Datum en tijd. Afbeelding 40 De grafiekweergave stap-toets - gaat één stap terug in de historie pijltoets - gaat naar rechts in het weergegeven LINKER RECHTER deel van de curve...
(van de pop-upwerkbalk) wordt geselecteerd, wordt de HOOFDMENU weergave Hoofdmenu weergegeven. Met de weergave Hoofdmenu kan de gebruiker de sensorstatus weergeven, de sensorinstellingen en de SC1000-instellingen instellen en diagnoses uitvoeren. De menustructuur van het hoofdmenu kan, afhankelijk van de systeemconfiguratie, verschillen.
ENTER toetsenpaneel. 5.6 Het touch-screen kalibreren Tijdens de aanvankelijke inbedrijfstelling van de SC1000-Controller, wordt automatisch de kalibratie van het touch-screen weergegeven. Om het touch-screen te configureren, volgt u de kalibratiepunten op het scherm. Zorg dat het touch-screen naar het juiste apparaat wordt gekalibreerd (vinger, digitale pen, enz.) die door alle operateurs worden...
Het wachtwoord voor het systeem is het hoofdwachtwoord en beschermt het hele menu SC1000 Setup (SC1000 instellen). Een gebruiker met een onderhoudswachtwoord kan niet een systeemwachtwoord verwijderen of bewerken. Het systeemwachtwoord kan in elk logboek op het scherm van een SC1000-Controller worden ingevoerd. 5.9.1 Het wachtwoord instellen Een wachtwoord instellen: 1.
Voor de SC1000-Controller kunnen communicatie- en relaisopties voor elke situatie worden geconfigureerd. 5.12.1 De Profibus/Modbus-kaart configureren Een Profibus/Modbus-kaart configureren: 1. Zorg dat de kaart juist in de SC1000-Controller is geïnstalleerd en toegevoegd. 2. Selecteer SC1000 SETUP (SC1000 INSTELLEN), NETWERKMODULES, VELDBUS, TELEGRAM.
Pagina 66
Standaardbewerkingen 3. Het scherm voor Profibus/Modbus-configuratie wordt weergegeven. Afbeelding 43 Profibus/Modbus-configuratiemenu -toets - slaat configuratie op en keert terug naar -toets - verwijdert een apparaat/label van ENTER VERWIJDEREN het menu het telegram VELDBUS -toets - Keert zonder opslaan terug naar het -pijl - verplaatst apparaat/label ANNULEREN OMHOOG/OMLAAG...
Pagina 67
Standaardbewerkingen 5. Selecteer een sonde/apparaat en druk op de toets . De sonde/het apparaat ENTER (inclusief serienummer) wordt aan het vak Telegram toegevoegd(Afbeelding 45). Afbeelding 45 Profibus/Modbus-configuratiemenu apparatenlijst 6. In het apparatenlijst Telegram selecteert u een label (bijvoorbeeld Fout of Status) en drukt u op de toets .
Standaardbewerkingen 7. Selecteer een label en druk op de toets . Het nieuwe label wordt aan de ENTER Telegramlijst toegevoegd. Selecteer een label en druk op de toets OMHOOG om de positie van het label te verplaatsen (Afbeelding 47 Tabel 14).
Pagina 69
Standaardbewerkingen Tabel 15 Foutregister Fout Omschrijving Tijdens de laatste kalibratie heeft zich een fout Meting kalibratie fout voorgedaan. Tijdens de laatste elektronische kalibratie heeft zich een Elektronische aanpassing fout fout voorgedaan. Reinigingsfout De laatste reinigingscyclus is mislukt. Meetmodule fout In de meetmodule is een storing gedetecteerd. Er zijn enkele inconsequente instellingen gedetecteerd Nieuwe intialisatie systeem fout en op fabrieksstandaarden ingesteld.
Standaardbewerkingen Tabel 16 Statusregister status 1 Status 1 Omschrijving Het apparaat is in kalibratiemodus. Het kan zijn dat de Kalibratie in voortgang metingen niet geldig zijn. Het apparaat is in reinigingsmodus. Het kan zijn dat de Reiniging in voortgang metingen niet geldig zijn. Het apparaat is in service- of onderhoudsmodus.
DOC023.XX.90143 „SC1000 enhanced communications“ (uitgebreide communicatie SC1000). 5.13.1 De LAN-verbinding voorbereiden Om tussen een computer en de SC1000-Controller een LAN-verbinding in te stellen, zijn bepaalde instellingen nodig: • Op positie 1-3 moet het IP-adres van de SC1000-Controller en de computer overeenkomen.
7. Bevestig alle instellingen. De LAN-verbinding activeren en de webbrowser starten: 1. Schakel op de SC1000-Controller over op de weergave van de gemeten waarde. 2. Verbind de computer met de servicepoort op de SC1000-weergavemodule. Gebruik de standaard crossover-interfacekabel voor ethernet RJ45 (LZX998).
5. Selecteer SC1000 SETUP (SC1000 INSTELLEN), GSM-MODULE, EXTERN INBELLEN, TOESTAAN. 6. Bevestig deze met ENTER 7. Voer een wachtwoord in voor de toegang tot de browser in onder SC1000 SETUP (SC1000 INSTELLEN), TOEGANG BROWSER, AANMELDINGSWACHTWOORD. 8. Bevestig deze met ENTER De computerinstellingen instellen (beschrijving voor Windows XP): 1.
5. Het aanmeldingsscherm van de SC1000 wordt weergegeven. Het wachtwoord wordt in de SC1000-controllersoftware ingesteld onder SC1000 SETUP (SC1000 INSTELLEN), TOEGANG BROWSER, AANMELDINGSWACHTWOORD. 6. De SC1000-Controller kan vanaf een afstand via de toegang tot de browser worden beheerd. 5.13.4 Toegang tot de SC1000-Controller nemen via een webbrowser Een webbrowser dient als de interface om de SC1000-Controller vanaf een afstand (GSM-verbinding) of via LAN te beheren.
Tabel 20 Scherm Toegang browser - Navigatietoetsen Toets Functie Meldt de gebruiker af. AFMELDEN Opent het scherm Hoofdmenu om de SC1000-Controller te configureren. MENU Voert de software-updates van de weergave- en sondemodule uit. UPDATEN Leest logboekbestanden en slaat ze op of verwijdert ze.
5. Open de Microsoft® Windows Verkenner en selecteer het station van de opslagkaart. 5.14.2 Logboekbestanden via Toegang browser opslaan Logboekbestanden via Toegang browser opslaan: 1. Verbind de SC1000-Controller met een computer en open de webbrowser. 2. Meld u op de SC1000-Controller aan. 3. Druk op de toets LOGBOEK 4.
Standaardbewerkingen 8. Het logboekbestand wordt verwijderd. 9. Klik op de toets om naar de startpagina van de SC1000 terug te keren. HOME 5.15 Formule-editor voor uitvoer- en relaiskaart. Formules kunnen als bijkomend signaalbron voor uitvoer- en relaiskaarten (DIN-rail en uitbreidingskaarten) worden gebruikt. Elk kanaal van de uitvoer- of relaiskaart kan worden gebruikt om een formule te activeren.
Standaardbewerkingen Tabel 21 Formule-instellingen Functie Omschrijving Voer voor de identificatie in de weergavebeelden en logboekbestanden een referentienaam Naam in (maximum 16 tekens). Voer voor een bijkomende locatie informatie in voor unieke identificatie (maximum 16 Locatie tekens) Eenheid Voer een virtuele maateenheid in (maximum 6 tekens). Parameter Voer een virtuele meetparameter in (maximum 6 tekens).
Pagina 79
Standaardbewerkingen Rekenkundige handelingen zoals optellen, aftrekken, delen of vermenigvuldigen worden op numerieke berekeningen gebaseerd. Elk kanaal van de relais of analoge uitvoerkaart (intern of extern) kan de formule-optie activeren. Resultaten van rekenkundige berekeningen dragen de voorkeur voor analoge uitvoerkanalen. Logische handelingen zoals EN, OF, NOR, XOR zijn binair gebaseerde berekeningen waarvan het resultaat of True of False (0 of 1) is.
Pagina 80
Standaardbewerkingen Er is een set functies beschikbaar om de fout- en waarschuwingsstatus van uitvoermodules in te stellen. Elk van de functies vereist minimum 2 (of 3) parameters en maximum 32 parameters. In berekeningen nemen alle functies de waarde van het eerste argument A als het functieresultaat.
6.3 Menu SC1000 SETUP (SC1000 INSTELLEN) Het menu SC1000 SETUP (SC1000 INSTELLEN) bevat de hoofdconfiguratie-instellingen voor de SC1000-Controller. Het menu SC1000 SETUP (SC1000 INSTELLEN) kan de volgende items bevatten: • UITVOERINSTELLING •...
De beschikbaarheid van het menu Items is afhankelijk van de geïnstalleerde interne uitbreidingskaarten met invoegtoepassing of van de externe DIN-railmodules. 6.3.1 Menu Uitvoerinstelling Opmerking: Dit menu verschijnt alleen als in de SC1000-Controller een uitgangskaart is geïnstalleerd. De inhoud van het menu Uitvoerinstelling is afhankelijk van de geselecteerde gebruiks-/werkmodus: lineair/controle of PID-controle.
Pagina 83
\qWaarde overdragen\q is ingesteld. Standaardwaarde: OVERDRACHT INSTELLEN OP FOUTMODUS Stelt de reactie van de SC1000-Controller in als zich een interne fout voordoet. De huidige uitvoerkaart werkt continu met de laatste geldige waarde die van de geselecteerde BLOKKEREN bron wordt gelezen.
Pagina 84
Uitgebreide bewerkingen SC1000 SETUP (SC1000 INSTELLEN) UITVOERINSTELLING mA UITVOER INT/EXT Standaardwaarde: 0 Stelt het integrale deel van de PID-controller (in minuten) in. Het integrale deel van de controller genereert een uitvoersignaal die lineair wordt verhoogd als INTEGRAL de regelafwijking constant is. Het integrale deel reageert langzamer dan het proportionele deel, (INTEGRAAL) maar het kan zich volledig aan storingen aanpassen.
Pagina 85
Uitgebreide bewerkingen Afbeelding 50 Uitgangsstroom met een uitgangsbereik van 0 20 mA Uitgangsstroom (US) (y-as) Lage waarde (LW) US=f(PW) 0 mA Proceswaarde (PW) (x-as) 20 mA Hoge waarde (HW) De uitgangsstroom (US) is een functie van de proceswaarde (PW). De uitgangsstroom wordt door formule vastgesteld: 20 mA (PW –...
PW=proceswaarde LW=lage waarde HW=hoge waarde 6.3.2 Menu Stroomingang Opmerking: Het menu verschijnt alleen als in de SC1000-Controller een ingangskaart is geïnstalleerd. De stroomingangskaart kan als een analoge ingangskaart worden gebruikt om een ingangsstroom in een bereik van 0 20 mA of 4 20 mA te meten, of hij kan als een digitale ingangskaart worden gebruikt.
Pagina 87
ANALOGE STROOMINGANG De stroomingangskaart verbindt apparaten met een stroomingangsinterface met de SC1000-Controller. Elk stroomingangskanaal kan afzonderlijk worden geconfigureerd. Eenheid en parameter worden in de display voor gemeten waarde weergegeven. Het is verplicht om een overeenkomende open jumper op de stroomingangskaart te hebben om een apparaat aan te sluiten.
Pagina 88
Uitgebreide bewerkingen SC1000 SETUP (SC1000 INSTELLEN) HUIDIGE INVOERINGEN mA INGANG INT/EXT Als het ingangscontact is gesloten, is het uitgangsniveau LAAG. Respectievelijk, als het EVENREDIG ingangscontact open is, is het uitgangsniveau HOOG. Als het ingangscontact is gesloten, is het uitgangsniveau HOOG. Respectievelijk, als het OMGEKEERD ingangscontact open is, is het uitgangsniveau LAAG.
Pagina 89
Uitgebreide bewerkingen Afbeelding 52 Uitgangswaarde met een ingangsbereik van 0 20 mA Uitgangswaarde (concentratie) (x-as) 0 mA UW=f(IS) 0 mA Ingangsstroom (IS) (y-as) 0 mA 20 mA 0 mA De uitgangswaarde (UW) is een functie van de ingangsstroom (IS). De uitgangswaarde wordt volgens de formule vastgesteld: HW –...
LW=lage waarde HW=hoge waarde 6.3.3 Menu Relais Opmerking: Dit menu verschijnt alleen als in de SC1000-Controller een relaiskaart is geïnstalleerd. De inhoud van het menu Relais voor een relaiskaart is afhankelijk van de geselecteerde werkmodus. Er zijn verschillende werkmodi voor relaiskaarten: ALARM Relais controleert of een proceswaarde tussen twee limieten is.
SYSTEEMFOUT Relais geeft aan of een sonde in het systeem een interne fout of waarschuwing heeft of ontbreekt. 6.3.3.1 Algemene relaisinstellingen (beschikbaar in alle relais-werkmodi) SC1000 SETUP (SC1000 INSTELLEN) RELAIS RELAIS INT/EXT Selecteer RELAIS-kaart 1,2,3 of 4 Standaardwaarde: geen bron SELECTEER APP.
Uitgebreide bewerkingen SC1000 SETUP (SC1000 INSTELLEN) RELAIS RELAIS INT/EXT Laat het relais op een frequentie tussen de minimumpulsen per minuut en de maximumpulsen FREQ.- REGELING per minuut schakelen. TIMER Laat het relais onafhankelijk van enige proceswaarde op bepaalde tijden schakelen...
Pagina 93
Uitgebreide bewerkingen Afbeelding 54 Relaisgedrag - alarmmodus Hoog alarm Vertraging AAN als fase=omgekeerd Vertraging UIT als fase=evenredig Hoge dode band Vertraging UIT als fase=omgekeerd Vertraging AAN als fase=evenredig Lage dode band Tijd (x-as) Laag alarm Bron (y-as) Tabel 27 Kleur-/regelcode voor Afbeelding 54 Geselecteerde bron Relaiscontact (fase omgekeerd)
Uitgebreide bewerkingen 6.3.3.3 Functie is ingesteld op de werkmodus VOEDINGSREGELING VOEDINGSREGELING Standaardwaarde: STROOMLOOS OVERDRACHT Stelt de relaisstatus (WERKEND/STROOMLOOS) in als in de geselecteerde bron foutcondities INSTELLEN zijn gedetecteerd of als de bron ontbreekt. Standaardwaarde: HOOG FASE Definieert de relaisstatus als de proceswaarde het ingestelde punt overschrijdt. HOOG Activeert het relais als de proceswaarde het ingestelde punt overschrijdt.
Pagina 95
Uitgebreide bewerkingen Afbeelding 55 Relaisgedrag, modus Voedingsregeling Dode band (fase=laag) Vertraging AAN (met fase laag ingesteld) Vertraging UIT (met fase hoog ingesteld) Dode band (fase=hoog) Tijd (x-as) Ingesteld punt Bron (y-as) Vertraging UIT (met fase laag ingesteld) Vertraging AAN (met fase hoog ingesteld) Tabel 28 Kleur-/regelcode voor Afbeelding 55 Geselecteerde bron...
Uitgebreide bewerkingen Afbeelding 56 Relaisgedrag - modus Voedingsregeling (fase laag, timer max aan) Dode band Vertraging AAN Ingesteld punt Vertraging UIT Timer max aan Bron (y-as) Tijd (x-as) Tabel 29 Kleur-/regelcode voor Afbeelding 56 Geselecteerde bron Relaiscontact (fase laag) 6.3.3.4 Functie is ingesteld op werkmodus 2-PUNTSREGELING 2-PUNTSREGELING Standaardwaarde: STROOMLOOS OVERDRACHT...
Pagina 97
Uitgebreide bewerkingen 2-PUNTSREGELING Zet het relais AAN als de proceswaarde onder het lage alarm valt. LAAG Zet het relais UIT als de proceswaarde het hoge alarm overschrijdt. Standaardwaarde: 15 HOOG ALARM Stelt de bovenste limiet in de eenheid van de geselecteerde parameter van de band voor 2-puntsregeling in.
Pagina 98
Uitgebreide bewerkingen Afbeelding 57 Relaisgedrag - modus 2-PUNTSREGELING (zonder vertraging) Hoog alarm Tijd max uit Laag alarm Tijd max aan Tijd (x-as) Bron (y-as) Tabel 30 Kleur-/regelcode voor Afbeelding 57 Geselecteerde bron Relaiscontact (fase hoog)
Pagina 99
Uitgebreide bewerkingen Afbeelding 58 Relaisgedrag - modus 2-PUNTSREGELING (Timer min aan, Timer max aan) Hoog alarm Timer min uit Laag alarm Timer min aan Timer min aan Bron (y-as) Tijd (x-as) Tabel 31 Kleur-/regelcode voor Afbeelding 58 Geselecteerde bron Relaiscontact (fase hoog)
Uitgebreide bewerkingen Afbeelding 59 Relaisgedrag - modus 2-PUNTSREGELING (vertraging AAN/UIT) Hoog alarm Vertraging UIT (als fase laag is) Vertraging AAN (als fase hoog is) Laag alarm Tijd (x-as) Vertraging AAN (als fase laag is) Bron (y-as) Vertraging UIT (als fase hoog is) Tabel 32 Kleur-/regelcode voor Afbeelding 59 Geselecteerde bron...
Pagina 101
Uitgebreide bewerkingen WAARSCHUWING Standaardwaarde: uitgeschakeld Stelt de controle van de interne procesgebeurtenis-bits van de geselecteerde bron in. PROCESGEBEURTENIS INGESCHAKELD: Controle is actief. UITGESCHAKELD: Controle is niet actief. Standaardwaarde: STROOMLOOS OVERDRACHT Stelt de status van het relais (WERKEND/STROOMLOOS) in als enige of alle omstandigheden INSTELLEN (dit betekent waarschuwings-, fout- of procesgebeurtenis-bits) in de geselecteerde bron worden gedetecteerd of als de bron ontbreekt.
Uitgebreide bewerkingen Tabel 33 Kleur-/regelcode voor Afbeelding 60 Foutenlijst Waarschuwingslijst Procesgebeurtenis Relaiscontact (INGESTELDE OVERDRACHT=WERKEND) Relaiscontact (INGESTELDE OVERDRACHT=STROOMLOOS) 6.3.3.6 Functie is in werkmodus PBM-REGELING/LINEAIR ingesteld PBM-REGELING/LINEAIR SET FUNCTION Standaardwaarde: LINEAIR (FUNCTIE Het 2de menu FUNCTIE INSTELLEN stelt de PBM-signaalstatus in INSTELLEN) LINEAIR Signaal is lineair afhankelijk van de proceswaarde.
Pagina 103
Uitgebreide bewerkingen Afbeelding 61 PBM-regeling/lineair-modus - maximumwaarde Proceswaarde (x-as) Laag alarm Hoog alarm Uitgangsverhouding (y-as) Afbeelding 62 toont het gedrag van het relais in de PBM-regeling/lineair-modus.
Pagina 104
Uitgebreide bewerkingen Afbeelding 62 Relaisgedrag - PBM-regeling/lineair-modus Hoog alarm Tijd (x-as) Laag alarm Geselecteerde bron (y-as) Periode Tabel 34 Kleur-/regelcode voor Afbeelding 62 Geselecteerde bron Relaiscontact...
Uitgebreide bewerkingen 6.3.3.7 Functie is op de werkmodus PBM-REGELING/PID-REGELING ingesteld PBM-REGELING/PID-REGELING SET FUNCTION Standaardwaarde: LINEAIR (FUNCTIE Het 2de menu FUNCTIE INSTELLEN stelt de PBM-signaalstatus in. INSTELLEN) LINEAIR Signaal is lineair afhankelijk van de proceswaarde. PID-REGELING Signaal werkt als een PID-controller. Standaardwaarde: 0 % OVERDRACHT Stelt een vervangende PBM-verhouding in als er enkele foutcondities in de geselecteerde bron...
Uitgebreide bewerkingen PBM-REGELING/PID-REGELING Standaardwaarde: 5 minuten Stelt het derivatieve deel van de PID-controller in. Het derivatieve deel van de PID-controller genereert een uitvoersignaal die van de wijzigingen aan de regelafwijking afhankelijk is. Hoe sneller de regelafwijking verandert, des te hoger wordt het uitvoersignaal.
Pagina 107
Uitgebreide bewerkingen Afbeelding 63 Relaisgedrag - FREQ.- regeling/lineair Bovenste limiet Cyclusduur Onderste limiet Geselecteerde bron (y-as) Tijd (x-as) Tabel 35 Kleur-/regelcode voor Afbeelding 63 Geselecteerde bron Relaiscontact...
Uitgebreide bewerkingen 6.3.3.9 Functie ingesteld op FREQ.- regeling/PID-regeling FREQ.- Regeling/PID-regeling Standaardwaarde: LINEAIR Er zijn twee menu's FUNCTIE INSTELLEN. SET FUNCTION (FUNCTIE Eerste menu: selecteert de basisfunctie van het relais. INSTELLEN) Tweede menu: definieert of het uitgangsfrequentiesignaal lineair afhankelijk is van de proceswaarde of dat het uitgangsfrequentiesignaal als een PID-controller werkt.
Er bestaat een gelegenheid om de relais de sensor te laten markeren die in het menu SENSOR op de TIJDSDUUR is geconfigureerd. Andere SC1000-modules zoals andere relaiskaarten of stroomuitgangskaarten die toegang nemen tot de gegevens van de sensor, lezen deze UITGANGEN IN \qmarkering\q en gaan in wachtstand.
Uitgebreide bewerkingen TIMER VOLGENDE Geeft de seconden weer tot wanneer het relais zal schakelen. SCHAKELING Standaardwaarde: UIT INTERVAL LOGBOEK Stelt de interval in om de weergegeven waarde in het gegevenslogboek op te nemen. Opties: UIT, 5 minuten, 10 minuten, 15 minuten, 20 minuten, 30 minuten Afbeelding 64 toont het gedrag van het relais in de modus Timer.
De SC1000-Controller kan als een slaaf in een bestaand veldbussysteem worden ingebed. Het menu Netwerkmodules geeft alle benodigde instellingen weer. De menu-inhoud is afhankelijk van de gebruikte communicatiegateway, Profibus of Modbus. Opmerking: Dit menu wordt alleen weergegeven als in de SC1000-Controller een netwerkkaart is geïnstalleerd. 6.3.4.1 Profibus...
Pagina 112
Uitgebreide bewerkingen SC1000 SETUP (SC1000 INSTELLEN) NETWERKMODULEN VELDBUS Simuleert twee drijvende-kommawaarden en fout/status om een echt instrument te vervangen. De labelvolgorde is: 1. Label: FOUT 2. Label: STATUS 3./4. Label: eerste drijvende-kommawaarde telt tot MAXIMUM-waarde, respectievelijk tot SIMULATIE MINIMUM-waarde. 5./6. Label: tweede drijvende punt is het verschil tussen de eerste drijvende-kommawaarde en de waarde die in het MAXIMUM is ingesteld.
Maximum Periode Gesimuleerde waarde (y-as) Tabel 37 Kleur-/regelcode voor Afbeelding 65 Eerste drijvende-kommawaarde 6.3.4.2 Modbus SC1000 SETUP (SC1000 INSTELLEN) NETWERKMODULEN VELDBUS Stelt een Modbus-slave in die op individuele samenstelling van gegevens van verschillende apparaten is gebaseerd. TELEGRAM Raadpleeg paragraaf 5.12, pagina 63 voor details.
Pagina 114
Uitgebreide bewerkingen SC1000 SETUP (SC1000 INSTELLEN) NETWERKMODULEN VELDBUS Standaardwaarde: 19200 BAUDRATE Stelt de communicatiesnelheid (9600, 19200, 38400 en 57600 baud) van de seriële zender/ontvanger in. Standaardwaarde: 1 STOPBITS Stelt het aantal gebruikte stopbits (1 of 2) in. Standaardwaarde: NORMAAL Stelt de volgorde van de bytes op als drijvende-kommawaarden worden overgedragen.
Het menu GSM-module bevat alle instellingen die nodig zijn voor externe communicatie (inbellen) tussen de SC1000-Controller en een computer. Raadpleeg paragraaf 3.10, pagina 46 voor meer gedetailleerde informatie. Opmerking: Dit menu wordt alleen weergegeven als een GSM-modem in de SC1000-Controller is geïnstalleerd. SC1000 SETUP (SC1000 INSTELLEN) GSM-MODULE PROVIDER Geeft het huidige mobiele netwerk weer.
Pagina 116
Uitgebreide bewerkingen SC1000 SETUP (SC1000 INSTELLEN) GSM-MODULE BINNENKOMENDE De GSM-modem detecteert een binnenkomende oproep. OPROEP AANSLUITING De GSM-modem accepteert de oproep en is online. GEREED De GSM-modem is gereed voor gebruik. LINK CONNECTION De GSM-modem probeert een GPRS-verbinding tot stand te brengen.
Pagina 117
CONFIGUREREN lijst zijn opgenomen. Voegt een apparaat aan de lijst CONFIGUREREN toe. TOEVOEGEN Geeft alle geïnstalleerde apparaten, inclusief SC1000, weer. Apparaten die al in de lijst CONFIGUREREN staan, worden grijs. WISSEN Verwijdert een apparaat van de lijst CONFIGUREREN. Stelt afzonderlijke berichten in voor een apparaat.
5.11, pagina 63 voor meer informatie over het toevoegen van nieuwe apparaten/sondes. SC1000 SETUP (SC1000 INSTELLEN) APPARAATBEHEER Geeft een lijst van alle sondes en modules die in de SC1000-Controller zijn geïnstalleerd en APPARATENLIJST geregistreerd. OP NIEUWE APPARATEN Scant op nieuwe sondes en modules.
ID van de SC1000 in het netwerk HOST) Standaardwaarde: 192.168.154.30 IP-ADRES Voer een IP-adres in om de SC1000-Controller op het netwerk te identificeren. Standaardwaarde: 255.255.255.0 NETMASKER Voer een (sub)netmasker in om de SC1000-Controller op het netwerk te identificeren. Standaardwaarde: 192.168.154.1 GATEWAY Voer het IP-adres in dat voor de functie GATEWAY wordt gebruikt.
Herstelt enkelvoudige apparaatinstellingen van de map SC1000\\back-up op de opslagkaart. HERSTELLEN ALLE APPARATEN Slaat van alle apparaten de configuratie op in de map SC1000\\back-up op de opslagkaart. OPSLAAN ALLE APPARATEN Herstelt alle apparaatinstellingen van de map SC1000\\back-up op de opslagkaart.
Voer het wachtwoord voor SYSTEEM in. SYSTEEM UIT: wis het huidige wachtwoord in het scherm Bewerken en bevestig. 6.3.11 SYSTEM SETUP (SYSTEEMINSTELLING)/EMAIL Zie paragraaf 4.4.1 van de handleiding DOC023.XX.90143 „SC1000 enhanced communications" (uitgebreide communicatie SC1000). 6.3.12 SYSTEM SETUP (SYSTEEMINSTELLING)/LICENSE MANAGEMENT (LICENTIEBEHEER) Wordt gebruikt om softwarefuncties van het systeem te activeren of verwijderen.
Geeft de gebeurtenissentelling weer wanneer een apparaat (sonde of ingangs-/uitgangsmodule) niet binnen een gegarandeerde tijd op een verzoek van de controller reageert. De SC1000-Controller probeert drie keer op het apparaat aan te sluiten. Na de derde TIME-OUTS_3 onsuccesvolle poging wordt de teller met 1 verminderd. Over het algemeen wordt de teller verminderd als busapparaten/bussegmenten niet juist zijn aangesloten of als de busapparaten ernstige fouten ondervinden.
De tijd van de tokencirculatie beïnvloedt de tijd waarin uitgangsmodules waardewijzigingen van andere apparaten kunnen detecteren en daarom wordt er een reactietijd van de SC1000-Controller getoond. Deze tijd is afhankelijk van het aantal aangesloten apparaten. MAXIMUM Maximale tijdsduur voor TOKENCIRCULATIE in ms sinds START.
• dosering van chemicaliën voor het verwijderen van orthofosforzuur • beluchting voor het verwijderen van stikstof • slibontwatering • slibindikking • slibverblijftijd WTOS maakt geen deel uit van de standaardlevering van de SC1000; hiervoor is de optionele WTOS-communicatiekaart vereist.
Hoofdstuk 7 Onderhoud G E VA A R Elektrocutie- en brandgevaar. Alleen bevoegd personeel mag de installatietaken uitvoeren die in deze paragraaf van de handleiding worden beschreven. 7.1 Algemeen onderhoud • Controleer de sondemodule en de weergavemodule regelmatig voor mechanische schade.
Pagina 126
Onderhoud Afbeelding 67 Zekering vervangen (AC-versie) Zekering (2), F1 en F2: M 3,5 A middeltraag Verwijder de zekering zoals wordt aangegeven uit de houder. Zekering (2), F3 en F4: T 8 A H; 250 V Zekeringhouder Afbeelding 68 Zekering vervangen (24 VDC-versie) Zekering, T 6,3 A L;...
"TOEGANG MENU" De weergavemodule is niet in de modus "Gemeten waardeweergave". geblokkeerd Er ontbreekt een wachtwoord en dus Activeer het wachtwoord in het menu SC1000 SETUP (SC1000 INSTELLEN), wordt de lokale internet-toegang SECURITY SETUP (raadpleeg paragraaf 6.3.10, pagina 118).
GSM-serviceprovider. Als de SIM-kaart in de mobiele telefoon werkt, dient u het nogmaals in de SC1000-Controller te proberen. 8.3 Fout-, waarschuwings- en herinneringsmeldingen Een berichtenvenster informeert de gebruiker over problemen met de SC1000-Controller. Het berichtenvenster verschijnt zodra zich een fout, waarschuwing of herinnering bij de sonde heeft voorgedaan.
Problemen oplossen Tabel 41 Type bericht Type bericht Omschrijving Een belangrijk probleem zoals verlies van functionaliteit. Fout Een fout wordt rood gemarkeerd. Een gebeurtenis is niet persé belangrijk maar het kan een mogelijk toekomstig probleem veroorzaken. Waarschuwing Een waarschuwing wordt rood gemarkeerd. Geeft een lijst met herinneringen weer die momenteel in de sonde aanwezig zijn.
Fabrikant-ID Instrument-ID Instrument-ID Tabel 48 SMS-voorbeeld E32 HACH-LANGE Trailer 01726428973 000001138172 RELAIS INT Reservoir 1 000000002283 COMMUNICATIEFT 061128 1332 001 49155 8.5 De uitbreidingskaarten in het menu Onderhoud testen 8.5.1 De uitvoerkaart testen In het menu TEST/ONDERH kan elke stroomuitgang op bepaalde waarden worden ingesteld voor het testen.
In dit geval heeft de SENSORSTORING uitgangsstroom de waarde die is ingesteld in het menu OVERDRACHT INSTELLEN in SC1000 SETUP (SC1000 INSTELLEN), of behoudt de desbetreffende stroomwaarde die de laatste keer dat de sonde reageerde, werd afgelezen.
Pagina 133
Problemen oplossen 3. Pas de OFFSET INSTELLEN aan totdat de weergegeven stroom overeenkomt met de ingestelde stroom. 4. Stel de ingangsstroom in op een redelijk hoge waarde (bijvoorbeeld 19 mA). 5. Pas de waarde van FACTOR INSTELLEN aan totdat de weergegeven ingangsstroom aan de ingestelde ingangsstroom voldoet.
SENSOR MISSING De relais ontvangt geen gegevens van de sonde omdat de sonde niet meer reageert. In dit geval (SENSOR heeft de relais de status die is ingesteld in OVERDRACHT INSTELLEN in SC1000 SETUP ONTBREEKT) (SC1000 INSTELLEN). In dit geval kan de relais met de overeenkomende sonde communiceren, maar de sonde heeft SENSORSTORING een interne storing en kan geen betrouwbare gegevens leveren.
Hoofdstuk 10Certificering De fabrikant certificeert dat dit instrument grondig is getest en geïnspecteerd en dat dit instrument aan de gepubliceerde specificaties voldeed toen het van de fabriek werd verzonden. Canadees voorschrift voor storingen veroorzakende uitrustingen, ICES-003, Klasse A Aanvullende informatie en testresultaten zijn via de fabrikant verkrijgbaar. Dit Klasse A instrument voldoet aan alle eisen van de Canadese norm inzake apparatuur die radio-interferentie veroorzaakt.
Bijlage A Uitbreidingsmodulen DIN-rail A.1 De DIN-rail monteren 1. Zorg dat de muur droog, vlak, structureel geschikt is en geen elektriciteit geleidt. 2. Lijn de DIN-rail uit zodat het legaal is. 3. Bevestig de rail met een bout aan de muur. 4.
A.3 De basismodule bevestigen De basismodule biedt een verbinding voor een weergavemodule en bevat een verbinding en de afsluitweerstand voor het SC1000-netwerk. De LED aan de voorkant geeft de status van de netwerkcommunicatie aan. De basismodule is voor enige bijkomende modulen vereist.
Terminaltoewijzing Omschrijving + 24 VDC Netvoeding (+) Niet gebruikt — Netvoeding (-) BA (Beschermende aarding) Aarding 24 V Voor uitbreiding van SC1000-netwerk, komende – Voor uitbreiding van SC1000-netwerk, komende Niet gebruikt — BA (Beschermende aarding) Aarding netwerkverbinding 9–12 Niet gebruikt —...
Op deze module kunnen instrumenten met (0–20 mA/4–20 mA-) uitgangen worden aangesloten. De signalen kunnen naar vereiste in schaal worden gebracht en namen en eenheden krijgen. Op het netwerksysteem kunnen met een SC1000 met Modbus of Profibus instrumenten worden verbonden die geen netwerkopties hebben. Daarnaast kan deze module worden gebruikt om drijvende digitale schakelaars (externe relaiscontacten als ingangen) te controleren.
Niet gebruikt — A.7 De DIN-rail demonteren 1. Verwijder de module(n) in de SC1000-Controller. 2. Verwijder de stroom en koppel alle kabelverindingen naar de module(n) los. 3. Scheid de module(n) op de DIN-rail door ze naar één kant te schuiven.
Pagina 151
Afbeelding 80 De DIN-rail demonteren...