4.
Plaats een opvangbak onder de aftapplug.
Verwijder de aftapplug en laat alle olie weglopen
(Fig. 27).
Figuur 27
1. Aftapplug
5.
Plaats de aftapplug en zet deze vast met een
torsie van 25 Nm.
N.B.: De oude olie afgeven bij een erkende inzamelplaats.
Motorolie bijvullen
1.
Verwijder de dop van de vulbuis (Fig. 28).
Figuur 28
1. Olievuldop
2.
Langzaam bijvullen met olie. Controleer
voortdurend het peil met de peilstok, totdat het
peil het bovenste gaatje op de peilstok bereikt.
(Zie Motorolie, blz. 32, voor juiste type olie en
viscositeit ten behoeve van gebruik in
verschillende temperatuursomstandigheden).
BELANGRIJK: Vul de olie zeer langzaam bij en zorg
ervoor dat de vulopening niet verstopt raakt (Fig. 29).
Al u te snel olie bijvult of de opening verstopt laat
2. Oliefilter
raken, bestaat de kans dat de olie overloopt en de
luchtinlaten verstopt. Hierdoor kan de motor schade
oplopen.
1
Figuur 29
1. Zorg ervoor dat er een vrije ruimte overblijft in de vulopening.
3.
Sluit de motorkap, start de motor en laat deze
30 seconden stationair lopen.
4.
Zet daarna de motor af .
5.
Wacht 30 seconden en controleer het oliepeil.
6.
Vul indien nodig olie bij, totdat het oliepeil het
bovenste gaatje op de peilstok bereikt.
7.
Plaats de peilstok en de vuldop terug zoals is
vereist, en sluit de motorkap.
8.
Controleren op lekkages
BELANGRIJK: Het carter nooit overvullen met olie.
Hierdoor kan de motor worden beschadigd.
Motoroliefilter vervangen
Onderhoudsinterval/Specificatie
Vervang het oliefilter na de eerste 50 bedrijfsuren en
daarna om de 200 bedrijfsuren.
1.
Tap de motorolie af; zie Olie aftappen, blz. 32.
2.
Plaats een druippan onder de olielekbak om olie
op te vangen uit het oliefilter en de oliekanalen
in de motor.
3.
Draai het filter naar links om het te verwijderen.
N.B.: U moet het oliefilter op de juiste wijze afvoeren.
Verwerk dit volgens de plaatselijk geldende voorschriften.
Onderhoud
m–5152
33