Informatie voor beheerders
Verbinden met LAN
Verbind de printer met het netwerk via Ethernet of Wi-Fi.
Verbinding maken met ethernet
Verbind de printer met behulp van de ethernetkabel met het netwerk en controleer de verbinding.
1. Verbind de printer en hub (LAN-switch) met behulp van de ethernetkabel.
2. Selecteer Instel. op het startscherm.
3. Selecteer Algemene instellingen > Netwerkinstellingen > Controle van netwerkverbinding.
Het resultaat van de verbindingsdiagnose wordt weergegeven. Bevestig of de verbinding juist is.
4. Tik op OK om af te sluiten.
Wanneer u op Controlerapport afdrukken tikt, kunt u het diagnoseresultaat afdrukken. Volg de
afdrukinstructies op het scherm.
Gerelateerde informatie
"De netwerkverbinding wijzigen van wifi in ethernet" op pagina 302
&
Een draadloze LAN-verbinding maken (wifi)
U kunt de printer op verschillende manieren met het draadloze LAN (wifi) verbinden. Kies de
verbindingsmethode die overeenkomt met uw omgeving en de voorwaarden die u gebruikt.
Als u beschikt over de informatie voor de draadloze router, zoals de SSID en het wachtwoord, kunt u de
instellingen handmatig configureren.
Als de draadloze router WPS ondersteunt, kunt u de instellingen configureren met drukknopinstellingen.
Nadat de printer verbinding heeft gemaakt met het netwerk, maakt u verbinding tussen de printer en het apparaat
dat u wilt gebruiken (computer, smart device, tablet, enzovoort).
Gerelateerde informatie
"Wifi-instellingen configureren door de SSID en het wachtwoord in te voeren" op pagina 304
&
"Wifi-instellingen configureren via de drukknopinstelling (WPS)" op pagina 305
&
"Wifi-instellingen configureren via de pincode-instelling (WPS)" op pagina 306
&
Instellingen voor gebruik van de printer
De afdrukfuncties gebruiken
Schakel deze optie in om de afdrukfunctie via het netwerk te gebruiken.
Als u de printer in het netwerk wilt gebruiken, moet u de poort voor netwerkverbindingen op zowel de computer
als in de netwerkverbinding van de printer instellen.
>
Instellingen voor gebruik van de printer
431
>
De afdrukfuncties gebruiken