9
Aanpassing aan de CV-installatie
Om de warmtepomp rendabel te gebruiken, is het belangrijk
om de regeling aan te passen aan het CV-systeem bij de
klant en aan het gedrag van de gebruiker.
In dit hoofdstuk worden alle functies van de weersafhanke-
lijke energiebalansregeling toegelicht.
9.1
Modi en functies
Voor elk CV-circuit staan vijf modi ter beschikking:
– Auto: De werking van het CV-circuit wisselt na een
instelbaar tijdsprogramma tussen de modi "Verwarmen"
en "Verlagen".
– Eco: de werking van het CV-circuit wisselt na een instel-
baar tijdsprogramma tussen de modi "Verwarmen" en
"Uit". Hierbij wordt het CV-circuit in de verlaagtijd uitge-
schakeld, mits de vorstbeveiligingsfunctie (afhankelijk
van de buitentemperatuur) niet wordt geactiveerd.
– Verlagen: het CV-circuit werkt onafhankelijk van een
instelbaar tijdprogramma met de verlagingstemperatuur.
– Verwarmen: het CV-circuit werkt onafhankelijk van een
instelbaar tijdprogramma met de gewenste aanvoer-
waarde.
– Uit: het CV-circuit is buiten bedrijf voor zover de vorst-
beveiligingsfunctie (afhankelijk van de buitentempera-
tuur) niet geactiveerd is.
Voor aangesloten boilers staan drie modi ter beschikking:
– Auto: de boilerlading resp. de vrijgave voor de circulatie-
pomp wordt na een instelbaar tijdsprogramma geacti-
veerd.
– Aan: de boilerlading is permanent vrijgegeven, d.w.z.
indien nodig wordt de boiler onmiddellijk naverwarmd.
De circulatiepomp is permanent in werking.
– Uit: de boiler wordt niet verwarmd. De circulatiepomp is
buiten bedrijf. Alleen na het onderschrijden van een boi-
lertemperatuur van 10 °C wordt de boiler om vorstbeveili-
gingsredenen tot 15 °C opgewarmd.
Installatiehandleiding geoTHERM plus 0020132510_01
Aanpassing aan de CV-installatie
9.2
Automatische functies
Vorstbeveiligingsfuncties
De warmtepomp is met twee vorstbeveiligingsfuncties uit-
gerust. Een vorstbeveiligingsaanvraag wordt met de com-
pressor bediend (standaard vorstbeveiliging voor toestel,
CV-circuit en boiler), voor zover de warmtepomp niet door
een fout permanent uitgeschakeld is. Als de warmtepomp
door een fout permanent uitgeschakeld is, springt de inge-
stelde bijstookverwarming aan, zelfs als deze voor het regu-
liere CV- of warmwaterbedrijf niet vrijgegeven is (nood-
vorstbeveiliging afhankelijk van instelling voor toestel, CV-
circuit en/of boiler) (¬ tab. 9.6, menu C7).
Standaard vorstbeveiliging verwarming
Deze functie waarborgt in alle bedrijfsfuncties de vorstbe-
veiliging van de CV-installatie.
Daalt de buitentemperatuur onder 3 °C en is er momenteel
geen tijdsvenster van een tijdsprogramma actief (d.w.z. bij
de modus "UIT" of bij "ECO" buiten een tijdsvenster), wordt
met standaard een uur vertraging na het optreden van de
voorwaarde een aanvoertemperatuuraanvraag met de
gewenste verlaagwaarde voor de kamertemperatuur geacti-
veerd. De vorstbeveiligingsaanvraag wordt teruggenomen
als de buitentemperatuur opnieuw boven 4 °C stijgt.
Standaard vorstbeveiliging boiler
Deze functie is ook in de modi "Uit" en "Auto" actief, onaf-
hankelijk van tijdsprogramma's.
Deze functie start automatisch als de werkelijke boilertem-
peratuur van een aangesloten boiler onder 10 °C daalt. De
boiler wordt dan naar 15 °C opgewarmd.
Noodvorstbeveiligingsfunctie
De noodvorstbeveiligingsfunctie activeert automatisch de
ingestelde bijstookverwarming afhankelijk van de instelling
voor het cv-bedrijf en/of het warmwaterbedrijf.
Is de warmtepomp door een fout permanent uitgeschakeld
en ligt de buitentemperatuur onder 3 °C, dan wordt de hulp-
verwarming zonder tijdsvertraging voor de noodvorstbevei-
ligingsfunctie vrijgegeven. De gewenste aanvoertempera-
tuur wordt tot 10 °C beperkt om bij het noodbedrijf met de
bijstookverwarming niet onnodig veel energie te verspillen.
De vrijgave wordt teruggenomen als de buitentemperatuur
boven 4 °C stijgt.
Is een buffervat aangesloten, wordt het verwarmd als de
temperatuurvoeler VF1 < 10 °C meet. De boilerlading wordt
uitgeschakeld als de temperatuurvoeler RF1 > 12 °C meet.
Is een boiler aangesloten, wordt hij verwarmd als de tempe-
ratuurvoeler SP < 10 °C meet. De boilerlading wordt uitge-
schakeld als de temperatuurvoeler SP > 15 °C meet.
9
63