6
Vullen van het CV- en het brijncircuit
6
Vullen van het CV- en het brijncircuit
Voor de warmtepomp in gebruik genomen kan worden,
moeten het CV-circuit en het brijncircuit gevuld worden.
6.1
Vulvoorschriften
Het toevoegen van additieven aan het CV-water kan materi-
ele schade veroorzaken. Bij ondeskundige gebruik van de
volgende producten werden bij Vaillant toestellen tot nu toe
geen onverdraagzaamheden vastgesteld.
> Volg de aanwijzingen van de fabrikant bij gebruik van
additieven.
Voor de geschiktheid van om het even welk additief in het
overige verwarmingssysteem en voor de werkzaamheid
ervan kan Vaillant niet aansprakelijk gesteld worden.
Additieven voor reinigingsmaatregelen (aansluitend uit-
spoelen vereist)
– Fernox F3
– Sentinel X 300
– Sentinel X 400
Additieven die permanent in de installatie blijven
– Fernox F1
– Fernox F2
– Sentinel X 100
– Sentinel X 200
Anti-vriesmiddelen die permanent in de installatie blijven
– Fernox Antifreeze Alphi 11
– Sentinel X 500
> Informeert u de gebruiker over de nodige maatregelen,
indien u deze additieven heeft toegepast.
> Informeert u deze over de noodzakelijke wijze van vorst-
beveiliging.
> Neem voor de conditionering van het vul- en suppletie-
water de geldende nationale voorschriften en technische
regels in acht.
32
Voor zoverre nationale voorschriften en technische regelin-
gen geen hogere eisen stellen, geldt het volgende:
> U moet het verwarmingswater conditioneren,
– als de volledige vul- en bijvulwaterhoeveelheid tijdens de
gebruiksduur van de installatie het drievoudige van het
nominale volume van de CV-installatie overschrijdt of
– als de in de volgende tabellen genoemde grenswaar-
den niet in acht genomen worden.
Totaal ver-
Totale hardheid bij kleinste ketelverwarmings-
warmings-
oppervlakte
vermogen
20 l/kW
3
kW
mol/m
Geen vereiste
< 50
1)
of < 3
> 50 tot 200
2
1) Bij installaties met circulatiewaterverwarmers en voor syste-
men met elektrische verwarmingselementen
2) van het specifieke installatievolume (liter nominale inhoud/
verwarmingsvermogen; bij meerketelinstallaties moet het
kleinste individuele vermogen ingezet worden). Deze gege-
vens gelden alleen tot het 3-voudige installatievolume voor
vul- en bijvulwater. Als het drievoudige installatievolume over-
schreden wordt, moet het water, precies zoals bij overschrij-
ding van de in tabel 6.1 genoemde grenswaarden, volgens de
voorschriften van de VDI behandeld worden (ontharden,
demineraliseren, hardheidsstabilisatie of spuien).
6.1 Richtwaarden voor het verwarmingswater: Waterhardheid
Kenmerken van het
Een-
verwarmingswater
heid
Elektrisch opgenomen
mS/cm
vermogen 25 °C
Voorkomen
pH-waarde bij 25 °C
Zuurstof
mg/L
1) Bij aluminium en aluminiumlegeringen is het pH-waardebereik
van 6,5 tot 8,5 beperkt.
6.2 Richtwaarden voor het verwarmingswater: zoutgehalte
Opgelet!
b
Gevaar voor materiële schade door verrij-
king van het verwarmingswater met
ongeschikte antivries- en corrosiewe-
rende middelen!
Antivries- en corrosiewerende middelen
kunnen veranderingen aan afdichtingen,
geluiden in de CV-functie en evt. verdere
beschadigingen veroorzaken.
> Gebruik geen ongeschikte antivries- en
corrosiewerende middelen.
Installatiehandleiding geoTHERM plus 0020132510_01
2)
> 20 l/kW
> 50 l/kW
< 50 l/kW
3
mol/m
mol/m
2
0,02
1,5
0,02
zoutarm
zouthoudend
< 100
100 - 1500
vrij van gesedimenteerde
stoffen
1)
8,2 - 10,0
8,2 - 10,0
< 0,1
< 0,02
3
1)