8: Aangepaste bedieningN
U kunt veelgebruikte functies naar wens toewijzen aan cameraknoppen
of hoofdinstelwielen voor een eenvoudigere bediening.
Wanneer het scherm uit stap 3 wordt weergegeven, kunt u de instellingen voor
Aangepaste bediening terugzetten op de standaardinstellingen door op de knop
<L> te drukken. Zelfs wanneer u [8C.Fn III-4: Aangepaste bediening] selecteert,
worden de instellingen voor [8: Wis pers. voorkeuze(C.Fn)] niet geannuleerd.
Selecteer [C.Fn III: Bediening/overig].
1
Selecteer op het tabblad [8] de optie
[C.Fn III: Bediening/overig] en druk
vervolgens op <0>.
Selecteer [4: Aangepaste bediening].
2
Het instelscherm Aangepaste
bediening wordt weergegeven.
Selecteer een cameraknop of instelwiel.
3
Selecteer een cameraknop of hoofdinstelwiel
en druk vervolgens op <0>.
De naam van de camerabediening en de
toewijsbare functies worden weergegeven.
In het diagram aan de linkerkant ziet u de
locatie van de geselecteerde knop of het
geselecteerde instelwiel.
Wijs een functie toe.
4
Selecteer een functie en druk
vervolgens op <0>.
Verlaat de instelling.
5
Wanneer u op <0> drukt om de
instelling af te sluiten, verschijnt het
scherm uit stap 3 weer.
Druk op de knop <M> om de
instelling te sluiten.
497