3.13.3 Zachte start en stop
De zachte-startfunctie vermindert de aanloopstroom. De functies worden geconfigureerd met
de parameters Startaanlooptijd en Aftoertijd.
Functie
Soft start
Soft stop
3.13.4 Pompreiniging
Automatische pompreiniging
Het systeem detecteert verstopping van de pomp en reinigt de pompen automatisch. Na een
reinigingscyclus keert de pomp terug naar de automatische stand-by modus. De
automatische pompreiniging draait niet als de pomp in de handmatige stand staat. Het is ook
mogelijk een pompreiniging handmatig te starten.
Pompblokkering
Als de reiniging mislukt of is uitgeschakeld, detecteert deze functie verstoppingen van de
pomp. Wanneer de functie een volledige blokkering bevestigt, wordt het alarm Geblokkeerde
rotor geactiveerd.
Tijdsgebaseerde pompreiniging
De reinigingscyclus kan worden geprogrammeerd om op bepaalde tijden plaats te vinden.
Deze optie is ontworpen voor toepassingen met een lage stroom waarbij er een risico van
een zachte verstopping bestaat. Voor maximale veiligheid en prestatie wordt aanbevolen om
een korte starthellingstijd te hanteren met voldoende afstand tussen het stopniveau en het
snurkniveau.
3.13.5 Lekkagebescherming
De standaardsysteemconfiguratie stopt en schakelt de pomp uit bij lekkage. Het systeem
opent de Contactor inschakelen-uitgang op de machinemodule om de pomp spanningsloos
te maken. Wanneer de lekstoring is gereset, is het mogelijk de pomp vanuit de HMI van
stroom te voorzien.
Zie
Activeer de pomp na lekkage
na lekkage van stroom kunt voorzien.
3.14 Alarmen en storingen
Problemen in het systeem worden op de volgende twee manieren behandeld:
Alarmen
Storingen
Zie voor een lijst van alle alarmen
3.14.1 Configuratie en andere informatie
Alarmconfiguratie
De alarmconfiguratie omvat de volgende instellingen:
• Instellingen voor alle alarmen
Nexicon Gebruikershandleiding
op pagina 45 voor meer informatie over hoe u de pomp
• Het systeem waarschuwt dat er iets mis is met het proces of de machines.
• Tenzij een storing het alarm heeft veroorzaakt, blijft het systeem werken.
• De werking van het systeem of een deel van het systeem wordt stopgezet als
gevolg van een fout in een sensor of een machine.
• Het systeem geeft een alarm af.
• De storing moet handmatig worden gereset om de gestopte functionaliteit terug te
krijgen.
Alarmlijst
op pagina 98
Beschrijving
De snelheid neemt lineair af tot aan de waarde van
de Snelheid instellen-parameter, tot de gewenste
snelheid bereikt wordt.
De snelheid neemt lineair af tot nul.
3 Functiebeschrijving
35
NL