Modulefout of communicatieverlies
Wanneer er een fout is in de module of wanneer de communicatie verloren is gegaan:
• Het systeem geeft een alarm af.
• De gegevens van de module worden opgeslagen in de applicatiebeheerder.
• De andere modules blijven normaal werken.
• De verloren module wordt uit het systeem geweerd.
Storing applicatiebeheerder
Soort fout
De applicatiebeheerder verliest de verbinding met
een module.
Er is geen communicatie met de
applicatiebeheerder. De applicatiebeheerder heeft
een ernstige fout.
3.3 Software-update
Een systeem bijwerken
De software wordt bijgewerkt vanaf een USB-stick die is aangesloten op de
applicatiebeheerder. De lijst van pakketten wordt getoond in de gebruikersinterface.
Wanneer een software-update start, maakt de applicatiebeheerder automatisch een back-up
van de bestaande systeemconfiguratie. De applicatiebeheerder werkt vervolgens alle
modules bij. Een volledige update van een systeem duurt ongeveer vijf minuten. De status-
LED op de modules knippert geel tijdens de software-update.
Terwijl de software-update bezig is, is het niet mogelijk om gegevens van het systeem te
exporteren of de instellingen te wijzigen.
Wanneer de update voltooid is, worden alle vorige instellingen toegepast. Nieuwe
parameters worden op de standaardwaarden ingesteld. De gebruiker moet dan de nieuwe
parameters configureren overeenkomstig de installatie van het systeem. Elke parameter of
waarde die in de nieuwe software verouderd is, wordt verwijderd. Als de update mislukt,
keert het systeem terug naar de vorige softwareversie en wordt het Software-update mislukt
-alarm afgegeven.
Een nieuwe module bijwerken
De status-LED op de modules knippert geel tijdens de software-upgrade.
Modules kunnen alleen worden toegevoegd of uitgewisseld als het systeem is
uitgeschakeld. Wanneer het systeem start, werkt het modules met een andere
softwareversie bij tot dezelfde versie die de applicatiebeheerder gebruikt.
3.4 Communicatie
Het is mogelijk de volgende protocollen te gebruiken om met het systeem te communiceren.
Elk protocol moet ingeschakeld zijn in de instellingen om communicatie mogelijk te maken.
Op elk gegeven moment kan maar een van de protocollen worden gebruikt om het systeem
te besturen.
3.4.1 TCP/IP
Het systeem communiceert met een lokaal netwerk via de applicatiebeheerder. Het is
mogelijk IP-adressen handmatig of automatisch met behulp van DHCP toe te wijzen.
Nexicon Gebruikershandleiding
Beschrijving
Het systeem geeft een alarm af.
Er is geen communicatie of automatische
procescontrole.
Indien een back-upstartschakelaar is aangesloten
op een pompmodule, kunnen de pompen die zijn
aangesloten op de pompmodules blijven starten en
stoppen.
3 Functiebeschrijving
15
NL