Afstelling de band
De loopband is zodanig ontworpen dat de band tijdens gebruik redelijk
gecentreerd blijft. Het is normaal dat sommige banden tijdens gebruik naar
een kant gaan, afhankelijk van het looppatroon van een gebruiker en of deze
de voorkeur geeft aan één been. Maar als de riem tijdens gebruik naar één
kant blijft bewegen, zijn aanpassingen nodig.
De loopband is ontworpen om de band redelijk gecentreerd te houden
tijdens het gebruik. Het is normaal dat sommige banden naar één kant
gaan terwijl de band loopt zonder dat er iemand op staat. Na een paar
minuten gebruik moet de loopband de neiging hebben zichzelf te
centreren. Als de riem tijdens gebruik naar een kant blijft bewegen, zijn
afstellingen nodig.
Bandspanning afstellen
Een 8 mm-inbussleutel is voorzien voor deze afstelling. Doe afstellingen voor
tracking met de linkerbout. Stel de bandsnelheid in op 5 km / u (3 mph).
Houd er rekening mee dat een kleine afstelling een groot verschil kan
maken dat misschien niet meteen opgemerkt wordt. Als de band zich te
dicht bij de linkerkant bevindt, draait u de bout slechts een 1/4-slag naar
rechts (met de klok mee) en wacht u een paar minuten totdat de band
zichzelf heeft aangepast.
Blijf 1/4-slagen maken totdat de band zich in het midden van het loopvlak
stabiliseert. Als de riem te dicht bij de rechterkant komt, draait u de bout
linksom. Afhankelijk van het gebruik en de loop- en renwijzen moet de riem
mogelijk periodiek worden afgesteld. Sommige gebruikers kunnen het
sporen anders beïnvloeden. Doe indien nodig afstellingen om de band te
centreren. Afstellingen zullen minder onderhoudsproblemen opleveren
naarmate de band begint te slijten. Het correct uitlijnen van de band is een
verantwoordelijkheid van de eigenaar die betreffende alle loopbanden
gemeengoed is.
Vergeet niet dat een kleine afstelling een groot verschil kan maken!
47