6.
Wijzig indien nodig de instellingen voor het aangepaste papier (zoals naam,
formaat en type papier).
7.
Druk op [Pap. opslaan].
Als u de instellingen voor [Papiergewicht], [Papiertype], [Type gecoat papier], [Papierkleur],
[Voorgeperforeerd] of [Structuur] wijzigt en op [Pap. opslaan] drukt, verschijnt er een bericht
waarin staat dat [Geavanc. instel.] wordt gestart. Om de wijzigingen voor die instellingen toe
te passen, selecteert u [Wijzigen]. Als u de wijzigingen wilt annuleren, drukt u op [Niet
wijzigen].
8.
Druk op [Nieuwe toevoegen].
9.
Selecteer een getal dat als "Niet geprogrammeerd" is aangemerkt.
• Het aangepaste papier overschrijft het bestaande item als u een bestaand aangepast
papiertype selecteert.
10.
Druk op [Opslaan].
11.
Druk op [Geprogram.].
12.
Druk op [Afsluiten].
13.
Druk op
.
14.
Druk op het pictogram [Home] (
• Als u aangepast papier met de media-ID eenheid scant en opslaat, worden de volgende
items automatisch opgegeven:
• Papiergewicht
• Gecoat papier, maar geen mat papier
• Voor meer informatie over aangepaste papierinstellingen, zie Pag. 54 "Instellingen voor
aangepast papier".
• Neem voor meer informatie over [Geav. inst.] contact op met uw apparaatbeheerder.
DFZ009
) in het midden onderaan het scherm.
Aangepast papier registreren
51