9. Onderhoud
• Neem contact op met uw servicevertegenwoordiger voor het verplaatsen van het apparaat uit het
gebouw of naar een andere locatie in het gebouw. Tegen een vergoeding kan er worden gezorgd
voor een verhuisservice.
Optimale omgevingsomstandigheden na het verplaatsen van het apparaat
Optimale omgevingscondities
• Zorg dat u het apparaat zo dicht mogelijk in de buurt van een stopcontact plaatst. Het is dan
mogelijk om, in geval van nood, het netsnoer eenvoudig uit het stopcontact te halen.
• Houd het apparaat vocht- en stofvrij. Anders kan er brand ontstaan of kunnen zich elektrische
schokken voordoen.
• Plaats het apparaat niet op een wankele of schuine ondergrond. U kunt immers lichamelijk letsel
oplopen als het apparaat omvalt.
• Blokkeer de zwenkwieltjes nadat u het apparaat heeft verplaatst, zodat het goed op zijn plaats
blijft staan. Doet u dit niet, dan kan het apparaat gaan bewegen of omvallen, waardoor er
lichamelijke letsel kan worden veroorzaakt.
• Zorg ervoor dat de kamer waar u het apparaat gebruikt goed geventileerd wordt en ruim
genoeg is. Een goede ventilatie is vooral van belang wanneer het apparaat veel wordt gebruikt.
• Stel het apparaat niet bloot aan zoutige (zee)lucht en bijtende gassen. Plaats het apparaat ook
niet in ruimtes waar chemische reacties plaatsvinden (zoals in laboratoria, etc.). Doet u dit wel, dan
zal het apparaat niet naar behoren werken en mogelijk defect raken.
Vermijd de volgende omstandigheden bij plaatsing van het apparaat. Als het apparaat op een plek
wordt geplaatst waar de omstandigheden anders zijn dan de aanbevolen omstandigheden, kan het
apparaat storingen vertonen.
• Lage temperatuur en luchtvochtigheid of hoge temperatuur en luchtvochtigheid
Dit is de aanbevolen temperatuur- en vochtigheidsbereik:
• Temperatuur: 10–32°C (50–89,6°F) (vochtigheidsgraad moet 54% zijn met 32°C, 89,6°F)
• Vochtigheid: 15-80% (temperatuur moet 27 °C (80,6 °F) zijn bij 80%)
422