7.
Selecteer het formaat van het geplaatste papier en druk op [Pap. opslaan].
8.
Druk op
.
9.
Druk op [Home] (
• Voor meer informatie over automatisch geselecteerde papierformaten, zie Pag. 175 "Aanbevolen
papierformaten en -typen".
• Als u na het afdrukken op papier dat niet automatisch wordt geselecteerd, weer wilt afdrukken op
papier dat wel automatisch wordt geselecteerd, moet u de instelling terugzetten op [Automatische
detectie]. Plaats het papier opnieuw en selecteer [Automatische detectie] in stap 6.
Veranderen naar een aangepast papierformaat
Na het plaatsen van het aangepaste papierformaat dient de gebruiker het papierformaat in te stellen
met behulp van het bedieningspaneel.
1.
Druk op [Instellingen papierlade] linksboven op het scherm.
2.
Druk op het tabblad [Papierlade].
3.
Selecteer de lade waarvoor u de papierformaat wilt wijzigen.
4.
Vink het selectievakje [Handmatig instellen] aan.
5.
Druk op [Instel. bewerk.].
6.
Druk op [Papierformaat].
7.
Druk op [Aangepast formaat].
8.
Druk op de instelwaarde naast [A:].
) in het midden onder aan het scherm.
Een ander papierformaat kiezen
173