vloeden ontstaan die de sterkte verminderen of de PB-
M's tijdens het gebruik beschadigen. Scherpe randen,
bramen en geplette delen kunnen de sterkte gevaarlijk
verminderen. Randen en bramen moeten waar nodig
worden afgedekt met geschikte hulpmiddelen. Het ver-
ankeringspunt en het verankeringshulpmiddel moeten in
de meest ongunstige situatie bestand zijn tegen de te
verwachten belastingen. Zelfs als bandvaldempers (vol-
gens EN 355) worden gebruikt, moeten de verankerings-
punten een kracht van minstens 12 kN kunnen opnemen,
zie ook EN 795. Verankeringspunten volgens ANSI/ASSE
Z359.4 moeten minstens 3100 lbs (of 13,8 kN) opnemen
of een veiligheidsfactor van 5:1 hebben, (als deze door
een deskundige vastgesteld en bewaakt worden); de laag-
ste van de beide waarden kan worden gekozen.
EN 358: Bij deze systemen is sprake van veiligheidslij-
nen voor positionering op de werkplek of voor fixatie.
Het systeem is niet geschikt voor valbeveiliging en mag
niet worden gebruikt als er valgevaar bestaat. De nood-
zaak van een aanvullende beschermende maatregel
(bijv. valbeveiligingssysteem) moet vóór gebruik worden
overwogen. Het verankeringspunt voor het systeem
moet boven de heup van de gebruiker liggen.
EN 353-2: Bij deze apparaten is sprake van meelopende
valbeveiligingen met beweegbare geleiding, die aan een
bovenste verankeringspunt moeten worden bevestigd en
altijd als subsysteem van een valbeveiligingssysteem
volgens EN 363 moeten worden gezien. Het afzonderlij-
ke systeem beveiligt één gebruiker bij het stijgen en
werken aan of op verticale, schuine en horizontale bouw-
constructies en mag alleen worden gebruikt in combina-
tie met de bijgeleverde lijn. Bij de verbinding met de ver-
eiste harnasgordel volgens EN 361 wordt aanbevolen het
sternale oog te gebruiken.
PPE-R/11.075: De Ombilix 140 (fig. 1a) is ook met suc-
ces getest op randsterkte volgens PPE-R/11.075 V01
(RfU 075). Zie punt 8.
1 BENAMINGEN VAN DE ONDERDELEN
A: Verbindingselement
B: Verbindingselement riemzijde
C: Bandvaldemper
D: Touwverkorter
E: Lijn (bij Extreme XP II met stalen kern)
F: Markering
G: Eindstop
H: Oog voor veiligheidslijn
I: Aluminium kabelkous
J: Aluminium pershuls
K: Bescherming tegen schuren
2 INSTALLATIE
Zorgen dat dit product met de andere elementen in de
toepassing compatibel is en deze voldoet aan de relevante
wettelijke voorschriften. Compatibel met verbindingsele-
menten volgens EN 362, type B, M (max. lengte: 12 cm)
en Q.
3 CONTROLE VAN DE BANDVALDEMPER VÓÓR ELK
GEBRUIK
4 GEBRUIK VAN DE TOUWVERKORTER
5 GEBRUIK VAN EN 353-2-SYSTEMEN
Ombilix, Ombilix 140
6 GEBRUIK VAN EN 358-SYSTEMEN
Ombilix Adjust, Ombilix 140, Extreme XP II
7 GEBRUIK VAN EXTREME XP II BIJ HET WERKEN
MET SCHERPE GEREEDSCHAPPEN ZOALS ZAGEN
8 GEBRUIK VAN OMBILIX 140 OP HORIZONTALE OP-
PERVLAKKEN VOLGENS EN 353-2 EN PPE-R/11.075
De veiligheidslijn is succesvol getest voor horizontaal
gebruik door middel van een val over een braamvrije sta-
len rand van 90° met een straal van 0,5 mm. Als uit een
risicobeoordeling vóór aanvang van de werkzaamheden
blijkt dat bij een val een belasting over een rand mogelijk
is, moeten passende voorzorgs-/reddingsmaatregelen
worden genomen en getraind, zoals controleren of een
val over een dergelijke rand kan worden voorkomen, aan-
brengen van een touwbeschermer enz. Bij werkzaamhe-
den op een rand moet in de valruimte ook rekening wor-
den gehouden met de afstand van het valstopoog van de
gordel tot de rand! De hoek tussen de beweegbare gelei-
ding en de verticale as van het verankeringspunt mag
niet groter zijn dan 30°. De maximale zijdelingse afwij-
king bij een horizontale toepassing mag niet groter zijn
dan 1,5 m. Gebruik een gewicht aan het uiteinde van de
lijn, om een zijwaartse beweging van de lijn tot een mini-
mum te reduceren.
8b Voorzichtig: Als het apparaat vanwege een lichte
helling van het werkoppervlak te langzaam langs de vei-
ligheidslijn naar beneden schuift, kan het gebeuren dat
het apparaat niet onmiddellijk blokkeert.
Voorzie in dit geval de lijn vóór de valrand of het obstakel
in elk geval van een eindknoop!
9 WAARSCHUWINGEN
10 Bij het stijgen langs de lijn erop letten dat er geen
slappe kabel tussen apparaat en verankeringspunt ont-
staat. Het verankeringspunt mag niet worden overschre-
den.
11 VERVANGING VAN DE LIJN
Ombilix, Ombilix Adjust, Ombilix 140
12 VALRUIMTE
De valruimte is de minimale afstand onder de gebruiker,
zodat hij bij een val geen obstakel of de grond raakt. Voor
het bepalen van de vereiste valruimte worden de volgen-
de factoren in aanmerking genomen:
- de positie van de klimmer ten opzichte van de valbevei-
liging
- de valstopafstand van het apparaat
- de openscheurlengte van de bandvaldemper
- een veiligheidsbuffer van 1 m
- extra lengte van de beweegbare geleider vanwege zijde-
lingse afwijking
De rek van de lijn varieert afhankelijk van de situatie en
moet in aanmerking worden genomen bij het berekenen
van de valruimte. De opgegeven waarden zijn gebaseerd
op valproeven met een stijve belasting.
13 OPSLAG EN TRANSPORT
14 ONDERHOUD
In de handel verkrijgbare, op alcohol (bijv. isopropanol)
gebaseerde desinfectiemiddelen kunnen indien nodig
worden gebruikt. De gewrichten van metalen delen
moeten regelmatig en na het reinigen worden gesmeerd
met zuurvrije olie of een middel op PTFE- of siliconenba-
sis.
15 LEVENSDUUR EN VERVANGING
De levensduur van het product is voornamelijk afhanke-
lijk van de aard en gebruiksfrequentie en van externe in-
vloeden. Nadat de gebruiksduur is verstreken of uiterlijk
aan het einde van de maximale levensduur, moet het
product worden afgekeurd. Producten gemaakt van syn-
thetische vezels (polyamide, polyester, Dyneema
, ara-
®
mide, Vectran
) zijn ook zonder gebruik onderhevig aan
®
een zekere veroudering; hun levensduur hangt vooral af
van de intensiteit van de ultraviolette straling en andere
klimatologische omstandigheden waaraan ze worden
blootgesteld.
15a Maximale levensduur in jaren
15b Maximale gebruiksduur in jaren bij correct gebruik
zonder zichtbare slijtage en optimale opslagomstandig-
heden.
Veelvuldig gebruik of extreem zware belasting kan de le-
vensduur aanzienlijk verkorten.
Daarom vóór gebruik het apparaat controleren op even-
tuele beschadigingen en correcte werking. Als een van
de volgende punten van toepassing is, het product on-
middellijk afkeuren en aan een deskundige of de fabri-
kant voor inspectie en/of reparatie ter beschikking stel-
len (de lijst is niet uitputtend):
- als er twijfels zijn over het veilige gebruik ervan;
- als scherpe randen de lijn kunnen beschadigen of de
gebruiker kunnen verwonden;
- als uitwendige tekenen van schade zichtbaar zijn (bijv.
scheuren, plastische vervorming);
- als het materiaal sterk gecorrodeerd of met chemicali-
en in contact gekomen is;
- in geval van beschadiging van de bandranden of als
vezels uit het riemmateriaal zijn getrokken;
- als naden zichtbare beschadigingen of slijtagever-
schijnselen vertonen;
- als metalen voorwerpen op scherpe randen hebben
gelegen;