2.6 Explosiegevaarlijke omgeving
Gebruik explosieveilige pompen in omgevingen met
mogelijk explosiegevaar.
De pompen mogen onder geen beding
ontvlambare of brandbare vloeistoffen
verpompen.
De classificatie ter plekke van de
opstelling moet worden goedgekeurd in
overeenstemming met de lokale
regelgeving.
Voordat de pomp voor het eerst wordt
ingeschakeld en na een lange periode van
stilstand, moet de pomp zijn gevuld met de
verpompte vloeistof.
De letter X in het certificaatnummer geeft
aan dat de apparatuur onderworpen is aan
speciale voorwaarden voor veilig gebruik.
De voorwaarden staan vermeld in het
certificaat en in deze installatie- en
bedieningsinstructies.
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik
van explosieveilige pompen:
1. Vervangende bouten moeten klasse
A2-70 of beter zijn, conform EN/ISO
3506-1.
2. De pomp mag niet drooglopen. Het
niveau van de verpompte vloeistof
moet worden geregeld met twee stop-
niveauschakelaars die zijn aangesloten
op het regelcircuit van de motor. Het
minimale niveau bevindt zich altijd aan
de bovenkant van de motor.
3. Zorg ervoor dat de permanent
bevestigde kabel mechanisch is
beschermd en eindigt in een geschikt
klemmenbord dat buiten het mogelijk
explosiegevaarlijke gebied is geplaatst.
De stekker van de stroomkabel mag
alleen worden losgekoppeld door de
fabrikant of diens vertegenwoordiger.
4. De thermische beveiliging in de
statorwikkelingen heeft een nominale
schakeltemperatuur van 150 °C die
garandeert dat de voedingsspanning
wordt uitgeschakeld. De
voedingsspanning moet handmatig
gereset worden.
5. De IP68-classificatie is beperkt tot
maximaal 10 m
onderdompelingsdiepte.
6. Het temperatuurbereik is beperkt tot
-20 tot +40 C voor
omgevingstemperatuur en 0-40°C voor
vloeistoffen.
7. Neem contact op met de fabriek met
betrekking tot het beschermingstype
"d" voor pompen en voor informatie
over de afmetingen van de
vlambestendige koppelstukken.
8. De vergrendelingsmoer van de
kabelaansluiting mag uitsluitend
worden vervangen door een identiek
exemplaar.
Gerelateerde informatie
6.1 Bedrijfsmodi
11