Loopwiel
GG 20
Stansmes
1.4912
Lagerhulpflens
ST 37-2
Glijringdichtingen
SiC (siliciumcarbide)
Overige dichtingen
NBR, FPM
Technische wijzigingen
We behouden ons het recht voor technische wijzigingen aan te bren-
gen in het belang van verdere ontwikkeling.
3.3 PRESTATIECURVE
H (m)
35
ZFS 71.4
30
ZFS 71.3
25
20
ZFS 71.1
15
10
5
0
0
5
3.4 AFMETINGEN
Schachtinbouw met geleidebuis
Opstelling met vloersteunring
3.5 LEVERINGSOMVANG
Alle pompen van de Sanipump ZFS 71 serie worden geleverd met een
gratis kabeluiteinde (zonder stekker).
Optie :
Schakelkasten voor pompen met explosiebeveiliging zijn verkrijgbaar in
standaard of speciale uitvoeringen met verschillende niveauregelingen.
Voor het opstellen van de pomp is een bodemsteunring (bij voorkeur
voor transporteerbaar gebruik) of een koppelingsinstallatie (stationair
gebruik) leverbaar.
3.6 MOTOR
De afvalwateropvoerinstallaties van de serie Sanipump ZFS 71 II 2G
EEx d IIB T3 zijn met een wissel- resp. draaistroom-asynchroonmotor
uitgerust. In elke van de drie motorwikkelingen zijn 2 temperatuurvoe-
lers (bi-metaal) geïntegreerd, die als temperatuurregelaar resp. tempe-
ratuurbegrenzer (opener) werken. Wordt de motor om éen of andere
reden te warm, dan springt eerst de temperatuurregelaar aan en scha-
kelt de motor af. De motor mag dan bij afkoeling automatisch terug
inschakelen. Warmt de motor op boven de inschakeltemperatuur van
de temperatuurregelaar springt de temperatuurbegrenzer aan.
De motor mag dan uitsluitend manueel terug in gebruik worden
genomen. Dit mag echter pas gebeuren, als een foutanalyse door-
gevoerd en de oorzaak van de storing is opgelost.
De motoren zijn van BVS–Dortmund gecontroleerd en hebben de
conformiteitscertificaten: BVS 05 ATEX E 028 X.
3.7 POMPEN
De pompbehuizing en de waaier zijn uit gietijzer, de snijïnstallatie, die
aan de zuigzijde voor de waaier zit, is uit een speciale legering ge-
maakt. Ze zorgt ervoor, dat vaste stoffen niet direct in de pomp ge-
raken en deze dan ver-stoppen, maar dat deze eerst verkleind worden.
3.8 SCHAKELTOESTEL
De pompen worden zonder schakeltoestel uitgeleverd.
4. INSTALLATIE
4.1 ELEKTRISCHE AANSLUITING
GEVAAR
10
15
Q (m
/h)
3
GEVAAR
MELDING
Het stroomcircuit van het apparaat moet worden geaard (klasse I)
en beschermd door een hoge gevoeligheid differentieelschakelaar
(30mA) voor de sturing beschikken, of om een uitval van de sturing
bij het aanspringen van de FI-veiligheidsschakelaar te voorkomen,
is per pomp een FI-veiligheidsschakelaar tussen sturing en pomp te
installeren. De koppeling moet uitsluitend worden gebruikt voor de
stroomvoorziening van Sanipump. Indien de voedingskabel bescha-
digd is, dient deze om gevaar te voorkomen, te worden vervangen door
de fabrikant, de klantenservice of mensen met soortgelijke bevoegd-
heden.
• Sluit het apparaat op het spanningsnet aan volgens de geldende
normen van het land.
• Neem de voorschriften van EN 12056-4 in acht.
• Bij installatie in bad- of doucheruimten moet de norm NF C 15-100 in
acht worden genomen.
• Bij een driefasige stroomaansluiting moet de externe zekering in de
regel voorzien zijn van 3-polige mechanisch vergrendelde stroomon-
derbrekers met de kenmerkende K-waarde. Dit zorgt voor een volle-
dige netscheiding en voorkomt een 2-fasige werking.
• Alle elektrische toestellen zoals sturing, alarmen en stopcontact
moeten in droge ruimtes overstroomveilig geïnstalleerd worden.
De pomp in wisselstroomuitvoering moet met een extra schakelk-
ast worden gebruikt. Deze is met volgende elementen uit te rusten:
hoofdschakelaar,
condensator 60 µF, herinschakelblokkering voor begrenzerkring,
meldlampen "Werking" en "Storing", Ex i-relais en een vlotter voor
bescherming tegen droog lo-pen.
De pomp wordt via de aan het schakeltoestel aangesloten kabel met
stekker aan een beveiligingscontactstopcon-tact aangesloten.
De pomp in wisselstroomuitvoering moet met de meegeleverde
hulpschakeltoestel worden bediend.
GEVAAR
47
KOPPEL DE VOEDING LOS VOOR ELKE INGREEP !
Elektrische
aansluiting
ongekwalificeerd individu.
Kans op overlijden door een elektrische schok!
Ö De elektrische aansluiting moet worden uitgevoerd
door een gekwalificeerde en bevoegde elektricien.
Ö De elektrische installatie moet voldoen aan de nor-
men van toepassing in desbetreffende land.
Ö De elektrische aansluitingen mogen niet aan vocht
worden blootgesteld.
Hete motoroppervlakte.
Gevaar voor letsel!
Ö Raak nooit het oppervlak van de motorbehuizing aan
zonder beschermende uitrusting.
beveiligingen,
thermisch
Ö Het schakeltoestel moet buiten de explosiegevoe-
lige zone aangebracht worden!
Ö De vlotter voor droogloopbescherming moet zo
aangebracht worden, zodat het waterniveau niet onder
de onderrand van het motorhuis kan dalen.
NL
uitgevoerd
door
een
motorbeschermrelais,