Figuur 33
1. Pluspool van de accu
2. Minpool van de accu
5. Monteer de accu in de machine en sluit de
accukabels aan; zie Accu monteren.
Opmerking: Gebruik de machine nooit
wanneer de accu is losgekoppeld; dit kan
beschadigingen aan het elektrische systeem tot
gevolg hebben.
Accu monteren
1. Plaats de accu in de bak met de accupolen weg
van het bedieningspaneel (Figuur 31).
2. Bevestig de pluskabel (rood) aan de pluspool
(+) van de accu.
3. Bevestig de minkabel aan de minpool (-) van
de accu.
4. Bevestig de kabels met 2 bouten (1/4 x
3/4 inch), ringen (1/4 inch) en moeren
(1/4 inch) (Figuur 31).
5. Schuif het rode stofkapje voor de accupool op
de pluspool (rood) van de accu.
6. Zet de accu vast met de bevestigingsband
(Figuur 31).
Onderhoud van de
zekeringen
Het elektrische systeem wordt beveiligd door
middel van zekeringen. Deze behoeven geen
onderhoud. Als er een zekering is doorgebrand,
moet u echter het onderdeel of circuit controleren
op defecten of kortsluiting.
Zekering
• Hoofdleiding F1 – 30 A, steekzekering
3. Rode (+) oplaadkabel
4. Zwarte (-) oplaadkabel
• Laadcircuit F2 – 25 A, steekzekering
• Optionele koplampenset – 10 A, steekzekering
1. Til de stoel omhoog om toegang te krijgen tot
de zekeringhouder (Figuur 34).
2. Om een zekering te vervangen, trekt u de
zekering omhoog (Figuur 34).
Figuur 34
1. Hoofdleiding – 30 A
2. Laadcircuit – 25 A
Onderhoud
aandrijfsysteem
Bandenspanning
controleren
Zorg ervoor dat de voor- en achterbanden de
voorgeschreven spanning hebben. Een ongelijke
bandenspanning kan leiden tot onregelmatige
maairesultaten. Controleer de spanning bij het
ventiel om de 50 bedrijfsuren of maandelijks,
waarbij de kortste periode moet worden
aangehouden (Figuur 35). De bandenspanning kan
het best bij koude banden worden gecontroleerd.
Achterbanden: 90 kPa (13 psi)
Voorwielen (zwenkwielen): 139 kPa (35 psi)
32
3. Voor optionele
koplampenset – 10 A
4. Accu