Gebruik van stabilizer/conditioner
Gebruik van stabilizer/conditioner in de machine
biedt de volgende voordelen:
• Houdt de benzine vers gedurende stalling van
90 dagen of minder. Als u de machine langer
wilt stallen, moet u de benzine aftappen uit de
brandstoftank.
• Houdt de motor tijdens het gebruik schoon.
• Voorkomt harsachtige afzettingen in het
brandstofsysteem, die tot startproblemen
kunnen leiden.
Belangrijk: Gebruik nooit brandstofadditie-
ven die methanol of ethanol bevatten.
Voeg de juiste hoeveelheid stabilizer/conditioner
aan de benzine toe.
Opmerking: Stabilizer/conditioner werkt
het best als deze met verse benzine wordt
gemengd. Gebruik altijd stabilizer/ conditioner
om het risico van harsachtige afzettingen in het
brandstofsysteem zo klein mogelijk te houden.
Brandstoftank vullen
1. Motor afzetten en parkeerrem in werking
stellen.
2. Reinig de omgeving van de tankdop en
verwijder de tankdop. Vul de brandstoftank bij
met loodvrije, normale benzine tot maximaal
6 tot 13 mm vanaf de onderkant van de
vulinrichting. De ruimte in de tank geeft de
benzine de kans om uit te zetten. Vul de
brandstoftank niet helemaal vol.
3. Draai de tankdop stevig vast. Gemorste
benzine opnemen.
Motoroliepeil controleren
Voordat u de motor start en de machine in gebruik
neemt, moet u het oliepeil in het carter van de
motor controleren; zie Oliepeil controleren in
Onderhoud motor, blz. 25.
Starten en stoppen van de
motor
Motor starten
1. Neem plaats op de bestuurdersstoel en zet de
schakelhendels in de remstand.
2. Schakel de maaimessen uit door de
aftakasschakelaar op Uit te zetten (Figuur 7).
Figuur 7
1. Aftakasschakelaar – Aan
3. Zet de gashendel op Choke voordat u een
koude motor start (Figuur 8).
Opmerking: Als de motor warm of heet is,
hoeft u de choke niet te gebruiken.
4. Draai het contactsleuteltje op Start om de
startmotor in werking te stellen. Laat het
sleuteltje los zodra de motor aanslaat.
Belangrijk: Stel de startmotor telkens
niet langer dan 10 seconden in werking.
Als de motor niet wil starten, moet u na
elke poging de motor 60 seconden laten
afkoelen. Indien u deze instructies niet
opvolgt, kan de startmotor doorbranden.
5. Zodra de motor start, zet u de gashendel op
Snel (Figuur 8). Als de motor afslaat of hapert,
moet u de gashendel weer enkele seconden op
Choke zetten. Zet vervolgens de gashendel in
de gewenste stand. Herhaal dit indien nodig.
Figuur 8
1. Motor
2. Choke
16
2. Aftakasschakelaar – Uit
3. Snel
4. Langzaam