164 Opstarten
Actie
Aansluiting van de spanning op de ingangsklemmen en het hulpcircuit
Opmerking: Voordat u de deur sluit, moet u ervoor zorgen dat de hoofdstroomonderbreker (F21)
voor de hulpvoeding gesloten is.
Zorg er voor dat het veilig is om spanning aan te sluiten. Zorg er voor dat:
• kastdeuren gesloten zijn
• er niemand werkt aan de omvormer of de circuits die van buitenaf bedraad zijn tot in de omvor-
merkast
• de kap van het motorklemmenblok aangebracht is.
Sluit de hoofdscheidingsschakelaar (Q1).
Instellen van de omvormerparameters, en uitvoeren van de eerste start
Stel het besturingsprogramma van de omvormer in. Zie Quick start-up guide for ACS580 drives
with standard control program (3AXD50000048035 [Engels])
Inschakelen
Omvormer met de noodstop cat 0 (optie +Q951): Reset het noodstoprelais (A61) met de noodsto-
presetknop (S62) op de kastdeur. Anders kunt u de hoofdmagneetschakelaar niet sluiten.
Omvormer met de noodstop cat 0 (optie +Q963): Reset het noodstoprelais (A61) met de noodsto-
presetknop (S62) op de kastdeur. Anders kunt u de omvormer niet starten omdat het STO-signaal-
circuit open is.
Omvormers met hoofdmagneetschakelaar (Q2, optie +F250): Sluit de hoofdmagneetschakelaar
door de bedieningsschakelaar op de kastdeur van de UIT- naar de AAN-stand te draaien.
Voer de eerste start uit van de omvormer en motor.
Stop de motor en omvormer.
Omvormers met een veldbusadapter-module (optioneel): Stel de veldbusparameters in. Activeer
de betreffende assistent in het besturingsprogramma, of zie de gebruikershandleiding van de
veldbusadaptermodule, en de firmwarehandleiding van de omvormer. Niet alle besturingsprogram-
ma's bevatten assistenten.
Controleer dat de communicatie tussen de omvormer en de PLC werkt.
Controle bij belasting
Controleer of de koelventilatoren vrij en in de goede richting draaien en of de luchtstroom naar
boven loopt. Een vel papier op het ingangsrooster (deur) blijft zitten. De ventilatoren werken ge-
ruisloos.
Controleer dat de motor start, stopt en de toerentalreferentie volgt in de juiste richting wanneer
deze via het bedieningspaneel bestuurd wordt.
Controleer dat de motor start, stopt en de toerentalreferentie volgt in de juiste richting wanneer
deze bestuurd wordt door de klantspecifieke I/O of veldbus.
Omvormers waarbij het Safe torque off-besturingscircuit aangesloten is: Test en valideer de
werking van de Safe torque off-functie. Zie het hoofdstuk
Omvormers met een noodstopcircuit (opties +Q951 en +Q963): Test en valideer de werking van
het noodstopcircuit. Zie sectie
De Safe torque off functie (pagina
Implementeren van de noodstopfunctie (pagina
311).
101).