Configuratie van enkele horizontale
scanner
Zie afbeelding 3-25. Het scanner zender-
ontvanger paar is boven de transportband en onder
de werkstukken gemonteerd, met de
kabeluiteinden gericht zoals getoond op het
configuratiescherm.
OPMERKING: Om correct te functioneren moet de
scanner geconfigureerd zijn om de transportband
te negeren. De configuratiesoftware en −hardware
wordt geleverd door de fabrikant van de scanner.
Voer de volgende parameters voor de scanner(s)
in:
A: Lengte van de horizontale analoge scanner.
B: Breedte van de transportband, links en
rechts van horizontale scannerhartlijn.
C: Afstand vanaf het kabeluiteinde van de
horizontale scanner tot de transportbandhartlijn.
A
B
Afb. 3-25
Inschakelen en instellen van enkele scanner
Configuratie van dubbele horizontale
scanner
Zie afbeelding 3-26. Twee zender-ontvanger paren
van een horizontale scanner zijn zodanig
gemonteerd dat deze de transportband niet zien,
met de kabeluiteinden gericht zoals getoond in het
configuratiescherm.
Voer de volgende parameters voor de scanners in:
A: Lengten van de horizontale analoge
scanners.
B: Afstanden vanaf de uiteinden van de
horizontale scanners links en rechts tot de
transportbandhartlijn.
E 2006 Nordson Corporation
E
D
C
Z
Systeemconfiguratie
A
B
Afb. 3-26
Inschakelen en instellen van dubbele
scanner
Configuratie van verticale analoge scanner
Zie afbeeldingen 3-25 of 3-26.
Voer de volgende parameters voor de verticale
scanner in:
D: Lengte van verticale analoge scanner.
E: Afstand vanaf het eindpunt van de verticale
scanner tot de bovenkant van de
pistoolsleuven. Vereist voor reciprocators.
Z: Nulcompensatie voor ruis en om
omgevingssignalen teniet te doen. Raadpleeg
Nulcompensatie voor analoge scanner instellen
op de vorige pagina.
Nulcompensatie voor verticale analoge
scanner instellen
De configuratieschermen voor de verticale analoge
scanner hebben ook een nulcompensatiefunctie
waarmee ruis en omgevingssignalen uit de analoge
ingangen worden uitgefilterd.
Zie afbeeldingen 3-25 en 3-26. Bij inschakelen van
de systeemvoeding horen de beginwaarden voor
LBB en FBB nul te zijn. Bij aanwezigheid van ruis
of omgevingssignalen wordt bij LBB en FBB een of
andere waarde getoond.
Om zo'n signaal uit te filteren voert u in de velden
LBB en FBB (Z) waarden in die iets groter zijn dan
de signaalwaarden. Als bijvoorbeeld de LBB
waarde 125 is, voert u 130 in in het veld LBB.
3-25
E
A
D
Z
P/N 7135463C02