3-16
Systeemconfiguratie
Configuratie−instellingen voor standaardreciprocator
Cabinezijde
Zachte limieten
Hysteresis
Parkeer−/
reinigingspositie
Breedte
spuitpatroon
Aantal
spuitgangen
Pistolen aan
reciprocator
Selectie
master/slave
P/N 7135463C02
Configuratie−instellingen voor standaardreciprocator
Wanneer de in/uit−verstellers eerst zijn geconfigureerd zoals aangeraden
zal deze instelling grijs zijn, omdat het systeem er altijd van uitgaat dat
reciprocator 1 gemonteerd is aan versteller 1.
Als uw systeem alleen reciprocators heeft, selecteer dan de cabinezijde
waaraan de reciprocator zich fysiek bevindt (rechts of links).
OPMERKING: De reciprocatornummers op het Hoofdscherm veranderen
op basis van deze instelling. Het bedieningsscherm voor Reciprocator 1
stuurt de fysieke reciprocator 1 aan, als de knooppuntconfiguratie in de
correcte volgorde is verricht. Raadpleeg Knooppuntconfiguratie op
pagina 3-6.
De zachte limieten voorkomen dat de reciprocator bij elke werkslag contact
maakt met de eindschakelaars boven en beneden. Wanneer deze
schakelaars worden geactiveerd bij elke andere beweging dan tijdens een
Oriëntering, wordt zo een storing veroorzaakt die vanuit het alarmscherm
moet worden teruggesteld.
De zachte limiet−posities worden gemeten vanaf de bovenste eindschake-
laar, deze is nul (0). Stel de zachte limieten zo in dat de reciprocator
tijdens normaalbedrijf nooit contact maakt met de eindschakelaars.
De hysteresis−instelling voorkomt dat de reciprocator blijft zoeken naar de
exacte stand wanneer hij naar de Parkeerstand wordt gezonden. Wanneer
de reciprocator stopt binnen deze afstand vanaf de Parkeerstand, komt hij
niet nogmaals in beweging om te proberen exact op de Parkeerstand te
stoppen. Stel deze waarde in op 0,5 of minder en pas zo nodig aan.
Dit is de positie waarheen de reciprocator moet bewegen als:
S
de toets Parkeerstand wordt aangeraakt.
S
een kleurwisselingprocedure wordt gestart (afhankelijk van toepassing,
neem contact op met uw technicus bij Nordson).
Breedte, in inch of millimeter, van het spuitbeeld van één spuitpistool.
Wanneer de spuitbeelden van uw spuitpistolen overlappen, voer dan het
gemiddelde spuitpatroon in (totale spuitbreedte van alle pistolen gedeeld
door aantal pistolen).
Het aantal keer dat de effectieve spuitbreedte over een bepaald punt
passeert. Normaliter wordt de poederdekking beter naarmate de
spuitpistolen vaker passeren.
2 = standaardkwaliteit, 4 = gemiddelde kwaliteit, 6 = fijne kwaliteit.
Bij elke gegeven transportbandsnelheid geldt dat hoe groter het aantal
spuitgangen, hoe hoger de reciprocatorsnelheid moet zijn. Zorg wel dat de
reciprocatorsnelheid het spuitbeeld niet verstoort. Als het spuitbeeld
verstoord wordt of de maximumsnelheid wordt overschreden, selecteer dan
een lager aantal spuitgangen.
Gebruik de geïntegreerde spuitgangencalculator in de schermen
Reciprocatorbediening om het effect te bekijken van elke selectie.
Begin− en eindnummer van de pistolen aan de reciprocator. Zo betekent
bijvoorbeeld 1 en 4 dat de pistolen 1, 2, 3 en 4 zijn bevestigd aan de
reciprocator. De pistoolnummers moeten uniek zijn; er kan geen
pistoolnummer 3 bestaan zowel aan reciprocator 1 als aan 2.
OPMERKING: Het iControl−systeem ondersteunt alleen één horizontale
pistolenrij. Gestapelde rijen horizontale pistolen worden niet ondersteund.
Hiermee kunt voor de huidige reciprocator (de master) zgn.
'slaaf"−reciprocators instellen. De instellingen voor de master worden dan
ook gebruikt voor de slaven. In afbeelding 3-10 is reciprocator RC2 slaaf
van reciprocator RC1.
E 2006 Nordson Corporation