Instelling
MAC−
Elk knooppunt in het netwerk heeft een uniek MAC−adres. Het adres staat op de sticker
adres
van de fabrikant, bevestigd aan de FieldBus−aansluiting of de besturingen. Voer dit
nummer in op de MAC−adresvelden.
TCP/IP−
Elk knooppunt moet beschikken over een uniek TCP/IP−adres. Aanbevolen adressen:
adres:
Cabine 1:
Eerste apparaat::
Tweede apparaat:
enzovoorts.
OPMERKING: Als het systeem twee of meerdere cabines heeft die dezelfde
versteller/reciprocator scanner uitgangen gebruiken, geef de analoge scanner (PE) dan op
beide consoles hetzelfde adres.
Machine-
Raak het veld Machinetype aan en selecteer de apparaatfuncties uit de keuzelijst.
type (M):
OPMERKING: Sommige machines kunnen meer dan één functie hebben, zoals een
in/uit−versteller en oscillator of reciprocator (GP1_RC1).
GP: In/uit−versteller
RC: Reciprocators of oscillators
FC: Toevoercentrum
PE: Analoge scanner, gebruikt met verstellers en reciprocators
GP3_RC3
GP1_RC1
Afb. 3-6
Het scherm Knooppuntconfiguratie
E 2006 Nordson Corporation
192.162.1.10
192.162.1.11
GP4_RC4
GP2_RC2
Beschrijving
Cabine 2:
Eerste apparaat::
Tweede apparaat:
enzovoorts.
3
3
1
IP−adres zenden
10
11
12
13
14
Systeemconfiguratie
192.162.1.20
192.162.1.21
4
4
2
Opslaan
Inloggen
GP1_RC1
GP2_RC2
GP3_RC3
GP4_RC4
PE
P/N 7135463C02
3-7